Voer en techniek

Uitgebreide beschrijving voerbestanddelen

Verwezen wordt naar de site www.wachtertje.mijnhengelsportvereniging.nl

Onderdeel Jeugd – Voerbestanddelen

(zelf intypen is geen link)

Vissoorten

Sportvissen herkennen

Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende vissoorten die in de Benelux rondzwemmen.

Gevangen vissen die kleiner zijn dan deze minimum maat dienen onmiddellijk en voorzichtig terug gezet te worden.

 

blankvoorn

Blankvoorn

rietvoorn

Rietvoorn

serpeling

Serpeling

beekforel

Beekforel

regenboogforel

Regenboogforel

winde

Winde

zeelt

Zeelt

kopvoorn

Kopvoorn

paling_01

Paling

vlagzalm

Vlagzalm

sneep

Sneep

karper

Karper

snoek

Snoek

Baars_00
Baars
blei

Blei

brasem00

Brasem

kroeskarper

Kroeskarper

graskarper

Graskarper

Beschermde vissoorten

Onderstaande vissoorten zijn in onze wateren zeer zeldzaam geworden, en zijn daarom beschermd.
Indien men toch een  van deze soorten vangt, gelieve ze dan uiterst voorzichtig te behandelen en zo vlug mogelijk terug te zetten.

gr_modderkruiper

Grote modderkruiper

rivierprik

Rivierprik

kl_modderkruiper

Kleine modderkruiper

zeeprik

Zeeprik

bermpje

Bermpje

kwabaal

Kwabaal

rivierdonderpad

Rivierdonderpad

zeeforel

Zeeforel

bittervoorn

Bittervoorn

zalm

Zalm

beekprik

Beekprik

sleur

Steur

Baars
LATIJNSE NAAM:: Perca fluviatis
ENGELSE NAAM: Perch
DUITSE NAAM: (Fluss)Barsch
FRANSE NAAM: Perche fluviatile
MINIMUMMAAT: Onbepaald

Baars_00

Omdat de baars onze mascotte is en vaak gevangen wordt als bijvangst tijdens het vissen met de vaste stok mag hij niet ontbreken in het lijstje van onze vissen.

VOORKOMEN

De Baars of rivierbaars, in het Latijn Perca fluviatilis komt uit de familie van de baarzen. Hij komt voor in de grootste deel van Europa (behalve in Spanje en Zuid-Italië), Noord-Amerika en Noord-Azië.
In onze streek komt de baars redelijk veel voor, zeker nu de verontreiniging in onze waterlopen afneemt.

KENMERKEN

De rugvinnen van de baars zijn gescheiden. Op de eerste rugvin vinden we 13 tot 17 harde vinstralen, op de tweede die wat kleiner is, vinden we er 13-16 die wat weker zijn.

De rug heeft een bruin – groene kleur. De zijkant is dan weer wat geelachtiger, terwijl de buik dan weer meer naar het wet/goud achtige toegaat. Over de zijkanten lopen naar de buik toe donkere verticale strepen. De borst en anaalvinnen zijn meestal bruin tot rood. er komen nogal wat kleurvariaties voor.

LENGTE

Meestal vangt men de kleiner exemplaren rond de 15cm, maar examplaren van 40 tot zelfs 60 cm zijn niet uitgesloten.
Het groeiproces van de baars is heel traag.

PAAITIJD

De paaitijd van de baars valt van maart tot mei.

VOEDSEL

Jonge baarzen eten zoals de meest jonge vissen dierlijk plankton, watervlooien en muggenlarven.
De oudere exemplaren eten naast insecten en slakken vooral visjes.
De grotere exemplaren (vanaf 15cm) eten uitsluitend nog vissen.

AAS

Baarzen vangt men meestal enkel met mestpieren, maar enkele muggenlarven durven ze ook nogal wel eens te lusten.

Bij het onthaken van baarzen moet je er altijd op letten dat je ze vast neemt van boven aan de kop naar beneden toe, zodat je de stekels plat drukt. Dit kan anders nare gevolgen hebben.

Bittervoorn
LATIJNSE NAAM: Rhodeus Sericeus Amarus
ENGELSE NAAM: Bitterling
DUITSE NAAM: Bitterling
FRANSE NAAM:  Bouviére
MINIMUMMAAT:  Beschermde vissoort

 

Bittervoorn

De bittervoorn is een beschermde vissoort. Hij kreeg zijn naam door het feit dat hij bitter smaakt.

VOORKOMEN

>De bittervoorn komt niet echt talrijk meer voor in onze wateren. Vandaar dat hij ook een beschermde vissoort is.

KENMERKEN

De bittervoorn is een relatief klein zilverachtig voorntje. Op de achterzijde van het lichaam heeft hij een horizontale blauwgroene streep. Hij heeft zo’n 34 tot 38 relatief grote schubben op zijn zijlijn.

LENGTE

Bittervoorns van langer dan 10cm komt men niet tegen. Een lang leven is deze visjes ook niet beschoren, ze worden maar maximaal 4 jaar oud.

PAAITIJD

De paaitijd ligt tussen april en juni.

VOEDING

De bittervoorn eet vooral plantaardig voedsel dat op de bodem en tussen de stenen ligt. Wormpjes en kreeftjes lust hij ook nog wel.

AAS

Bittervoorns worden meestal gevangen wanneer men met muggenlarven aan het vissen is. Wanneer u per ongeluk toch zulk een visje vangt, zet het dan onmiddelijk en zéér voorzichtig terug. Het is niet voor niets een beschermde vissoort.

Blankvoorn
LATIJNSE NAAM: Rutilus rutilus
ENGELSE NAAM: Roach
DUITSE NAAM: Plötze
FRANSE NAAM: Gardon Ordinaire
MINIMUMMAAT: 15 cm

blankvoorn

Bijna elke visser is zijn hengelsport carrière begonnen met het vangen van deze witjes aan een of ander klein hengeltje.

VOORKOMEN

De blankvoorn is de meest voorkomende zoetwatervis is onze waterlopen. Dit komt vooral doordat hij bijna alles eet.

KENMERKEN

De blankvoorn heeft een bek welke naar voren wijst. De rugvin begint recht boven de buikvin. De rug is donker en de zijkanten zijn zilverwit (vandaar de bijnaam witjes). In de bovenzijde van het oog heeft hij een oranje vlek.
De vinnen hebben een oranje tot bijna rode kleur.

De blankvoorn wordt vaak verward met andere soorten zoals de riet– of ruisvoorn, de winde, de serpeling en de kopvoorn.

LENGTE

Blankvoorns kunnen een lengte halen (afhankelijk van de leeftijd) van wel 30 cm en langer. Dit hangt af van het soort water waarin ze zich bevinden. Ze leven relatief lang (zo’n 12 jaar).

PAAITIJD

De paaitijd van de blankvoorns is van april tot juni. Ze vertonen dan de typische paaiknobbeltjes.

VOEDING

Volwassen blankvoorns eten bijna alles; van wormen, slakken, mosselen tot waterplanten. Doordat de vis ook keeltanden heeft, kan hij wat harder voedsel eten.
De blankvoorn is een belangrijke prooivis voor allerlei roofvissen, zoals baars, snoekbaars, snoek, meervallen en palingen.

Brasem
LATIJNSE NAAM: Abramis brama
ENGELSE NAAM: Bream
DUITSE NAAM: Brachsen
FRANSE NAAM Bréme
MINIMUMMAAT: Onbepaald

 

brasem00

 

De brasem is momenteel, en dan vooral op wedstrijden vanwege zijn nogal hoge gewicht één van de populairste vissen.
De brasem behoort dan ook tot de grote familie van de karpers.

VOORKOMEN

Momenteel is de brasem de meest voorkomende vissoort in vele vijvers en meren. Op sommige plaatsen is het zelfs zo ver gekomen dat dit problemen oplevert, voor het in stand houden van de andere vissoorten.

KENMERKEN

De brasem heeft een bek die naar onderen wijs (dit omdat hij van de bodem eet). Het lichaam loopt hoog op en is redelijk plat (vandaar ook zijn bijnaam ‘platte’). De zijkanten zijn bronskleurig, de kop en rug grijsbruin. Jonge brasem, ook wel bliek genoemd is zilvergrijs.

LENGTE

Brasems kunnen zeer groot worden, lengtes van 90cm en gewichten van 7kg zijn geen uitzondering.

PAAITIJD

De paaitijd ligt tussen mei en juni.

VOEDING

De brasem haalt zoals eerder vermeld zijn voedsel van de bodem. Hij gaat tekeer als een echte ‘stofzuiger’. Hij woelt de bodem letterlijk helemaal om. Zijn voedsel bestaat dan ook vooral uit bodemdieren zoals insectenlarven en weekdieren.

AAS

Brasem kan men goed vangen met allerlei soorten aas, zoals muggenlarven, maïs, een trosje maden, pieren,…
Soms laat er zich zelfs eentje tijdens het karpervissen verleiden door een boilie.

Kopvoorn
LATIJNSE NAAM Leuciscus cephalus
ENGELSE NAAM Chub
DUITSE NAAM Döbel
FRANSE NAAM Chevaine
MINIMUMMAAT 25 cm

kopvoorn

Izaak Walton (17de eeuw) wist waarover hij schreef toen hij stelde dat de kopvoorn ‘de bangste’ van alle vissen is. Een schaduw, een rollende steen, een plons, een vlieg die strepen trekt en weg is vriend kopvoorn. Hij is daardoor de ultieme uitdager van de visser.

VOORKOMEN

Kopvoorn komt nog redelijk veel voor in onze wateren. Maar vanwege zijn schuwe karakter word hij echter minder gevangen.

KENMERKEN

De kopvoorn heeft een brede kop met een brede, naar voren staande bek. Het is een zeer ronde vis. Een belangrijk kenmerk is zijn bolvormige anaalvin. Vaak wordt hij verwart met de blankvoorn.

LENGTE

Kopvoorns kunnen een lengte tot een halve meter en meer bereiken, bij een maximale leeftijd van 20 jaar.

PAAITIJD

De paaitijd begint halverwege april en duurt tot eind mei.

VOEDING

Jonge kopvoorns eten voornamelijk algen, watervlooien en waterplanten. Volwassen kopvoorns eten bijna alles; insecten, vruchten en soms, vooral in de winter zelfs vis.

AAS

Daar volwassen kopvoorns bijna alles eten, kan men vele soorten aas gebruiken; maïs, brood, maden, zelfs lunchworst of bessen.
Kopvoorn is ook in de winter een nog goed te vangen vissoort.

Rietvoorn/Ruitvoorn
LATIJNSE NAAM: Rutilus erythrophthalamus
ENGELSE NAAM: Rudd
DUITSE NAAM: Rotfeder
FRANSE NAAM: Rotengle
MINIMUMMAAT: 15 cm
Winde
LATIJNSE NAAM: Leuciscus Idus
ENGELSE NAAM: Ide
DUITSE NAAM Aland
FRANSE NAAM Ide melanotte, Orfe
MINIMUMMAAT 25 cm

 

winde

De winde is een vis die sterk lijkt op een blankvoorn, ruisvoorn en kopvoorn, met het verschil dat hij wel een echte roofvis is.

VOORKOMEN

De winde komt voor in bijna alle binnenwateren in België en Nederland.

KENMERKEN

Het belangrijkste kenmerk van de winde is zijn holle anaalvin (bij de kopvoorn is deze bol).
Verder heeft hij 56 tot 61 schubben op de zijlijn. Verder valt het nog op dat het iris dezelfde kleur heeft als de rest van het oog.
De winde is een zilverkleurige vis met een groenzwarte rug. De buikvinnen zijn dan weer oranje/rood. Zijn bek wijst naar voren.

LENGTE

Windes kunnen groeien tot redelijke lengtes. Exemplaren van 70cm en meer zijn niet uitgesloten. Ze worden meestal niet ouder dan 18 jaar.

PAAITIJD

De paaitijd begint in maart en duurt tot eind mei.

VOEDING

Jonge windes eten meestal watervlooien en waterplanten. De volwassen windes eten vooral vis en insecten.

AAS

De winde is een alleseter. Men vangt hem met droge en natte vliegen en nimfen, spinnertjes en lepeltjes, brood en wormen, maar vooral aan een trosje maden of mestpiertjes.

Loodmontage

In de hengelsport worden vele soorten lood gebruikt. Op deze pagina willen we hier even wat dieper op in gaan. Ook gaan we hier naast tips en montages even de omzettingstabellen geven van de buitenlandse maataanduidingen naar onze grammen.

DE VERSCHILLENDE LOODSOORTEN

In onderstaande tabel ziet Afbeeldingen van enkele loodsoorten:

 

loodmontage_00
Loodhagel

loodmontage_01
Styllood

loodmontage_02
Olivettelood

loodmontage_03
Pijllood

 

 

BLADLOOD

Dit is het zeer dunne lood, dat men kan afscheuren of plooien zoals men dat zelf wil. Het wordt vooral nog gebruikt bij moeilijke constructies of om een dobber zeer nauwkeurig uit te loden.

BOTLOOD

Botlood is plat, meestal vijf of zeshoekig lood, dat vaak gebruikt word voor het vissen op rivieren of kanalen. Het voordeel hiervan is dat het niet zo snel in een modderige bodem wegzakt. Het is echter vanwege zijn platte vorm, niet zo geschikt voor verre worpen.

DRUPPELLOOD OF OLIVETTELOOD

Druppellood is lood, hoe kan het ook anders in de vorm van een druppel. Het wordt vooral gebruikt bij zwaardere dobbermontages (>1g). Omhet loodgewicht zoveel mogelijk op één plaats te concentreren (als bulklood). Het word dan vastgezet tussen enkele loodhagels.
Olivettelood kan men vastzetten op verschillende manieren. Hieronder staan er alvast twee.

loodmontage_04

LOODHAGEL

Dit zijn ronde loodjes met een gleufje erin. Bij de keuze van dit lood, is het vooral belangrijk dat we lood kiezen dat juist tot het midden is ingesneden. Dit zorgt ervoor dat we het lood netjes op een rij of in groep kunnen plaatsen. Best kiest men ook voor een zachte loodsoort zodat het lood, om beschadigen van de lijn te voorkomen tussen duim en wijsvinger dichtgeknepen kan worden.
In de handel bestaan er tegenwoordig ook handige tangetjes, die zowel dienen om het lood op de lijn te bevestigen als om het er ‘veilig’ vanaf te kunnen halen. Van dit lood bestaan er twee varianten; het gecoat (dat niet zo vlug oxideerd) en ongecoat lood.
Plaats deze loodjes ook altijd op de lijn met de opening naar dezelfde zijde.

PIJLLOOD

Een pijllood is eigenlijk een loodsoort, die men niet gebruikt om de dobber mee af te loden, maar om de diepte van het hengelwater mee te bepalen. Men heeft hier ook verschillende varianten in. Zo heeft men er die men over de haak heen moet knijpen of een ander soort met een oogje aan, waar men de haak in moet hangen.

SCHUIFLOOD

Een langwerpig lood waar men de lijn doorheen voert. Dit type lood wordt dikwijls gebruikt bij het vissen op forel op vijvers en plassen, in combinatie met andere loodsoorten.

STIJLLOOD

Stijllood bestaat uit fijne cilindrische (ronde) staafjes die in het midden een gleuf hebben. Dit lood is vooral geschikt om dobbers zeer nauwkeurig uit te loden, en wordt daarom vooral door wedstrijdvissers gebruikt. Het gewicht van het stijllood dat men bij een bepaalde dobber moet gebruiken, wordt aangeduid door een cijfercode bv. 4×20. De omrekening naar onze gewone grammen, kan gebeuren met tabellen (Zie loodtabellen).

LOODTABELLEN

Op sommige dobbers worden er ofwel maten in cijfers, ofwel maten voor stijllood weergegeven. Om de juiste gewichten te weten te komen, kun je onderstaande tabellen gebruiken.

 

Loodtabel

No.1

0,280g

No.2

0,240g

No.3

0,200g

No.4

0,170g

No.5

0,130g

No.6

0,100g

No.7

0,077g

No.8

0,063g

No.9

0,049g

No.10

0,034g

No.11

0,026g

No.12

0,020g

No.13

0,012g

BB

0,400g

AAA

0,810g

SSG

1,890g

Stijlloodtabel

No.7

0,0100g

No.8

0,0150g

No.9

0,0225g

No.10

0,0275g

No.11

0,0400g

No.12

0,0550g

No.13

0,0700g

No.14

0,0850g

No.15

0,1050g

No.16

0,1275g

No.18

0,1775g

No.20

0,2500g

 

 

LOODMONTAGES

Hieronder vindt u een kort overzicht van de meest gebruikte soorten loodmontages. Deze manieren van loodopbouw zijn natuurlijk niet bindend, maar wel een goede uitgangssituatie. Onder het vissen kan u dan nog naargelang de situatie het vraagt gaan schuiven met de verschillende loodjes. Dit zal vaak aanleiding geven tot meer aanbeten.

A. Lijn voor voorn en andere kleine witvis.
1. Voor snelle visserij en als de vis op beet is
2. Voor klassiek hengelen

B. Lijnopbouw voor vijvervisserij
1. Gericht naar voorn
2. Gericht naar brasem

C. Lijn voor kanaalvisserij
1. Als de vis echt op beet is
2. Voor moeilijke visserij

D. Lijnopbouw voor stromend water
1. Voor driftend vissen
2. Voor bodemvisserij met olivettelood met dobbers vanaf 1g.

NOG ENKELE LOODTIPS

  • Knijp lood steeds voorzichtig met je duim en wijsvinger op de draad. Zorg ervoor dat de draad niet beschadigd raakt.

  • Als je lood op je lijn geknepen hebt, verplaats dan de loodjes een stuk omhoog en knip het gedeelte van de lijn -waar je dus de loodjes op hebt gezet- af. Hierdoor voorkom je lijnbreuk door eventuele beschadigingen.

  • Wees voorzichtig met lood. Gooi oud lood niet in het water of op de grond. Lood is namelijk zeer slecht voor het milieu. Let vooral ook op met geoxideerd lood, dit kan bij inname (vooral door kinderen) zelfs een loodvergiftiging tot gevolg hebben.

  • Voor het bevestigen lood zijn er speciale tangen in de handel. Hierdoor wordt de lijn veel minder beschadigd dan wanneer je het zonder tang doet

  • Experimenteer wat met de verschillende loodzettingen bij de verschillende loodmontages. Als de dobber door wind uit het water komt (als een opsteker), knijp dan eens een klein loodhageltje ongeveer vijf centimeter boven de dobber (dus het gedeelte van de lijn tussen de dobber en de top van de hengel). Hierdoor wordt de lijn achter de dobber in het water getrokken.

Onderlijnen
ONDERLIJNEN VOOR DE VASTE HENGEL

Het vissen met onderlijnen heeft tal van voordelen tegenover het vissen in één stuk, met de haak rechtstreeks aan de hoofdlijn geknoopt.
De belangrijkste voordelen zijn:

  • Zonder verlies van de dobberafstelling verwisselen van haak.
  • Het voorkomen van het verlies van de dobber (of breuk van de hengel) door het vast zitten aan een obstakel, planten of bodembegroeiing.
  • Vis je met een onderlijn (dunner of gelijk aan de hoofdlijn) dan heb je bovenstaande  problemen niet. Zit je vast, geen probleem, de lijn die breekt is altijd de onderlijn. Je onderlijnen hebben allen dezelfde lengte, dus knoop er een nieuwe aan en je vist in geen tijd weer verder.

De lengte van de onderlijn moet ieder zelf bepalen (waar jij lekker mee vist). Meestal bedraagt ze tussen de 13 á 20cm voor kanaalvisserij en tot 40 á 60cm voor vijver- en brasemvisserij. Zelf gebruik ik meestal onderlijnen van 15cm. Dat is kort hoor ik al denken, maar hier vis ik het beste mee. Dit is ook een handige lengte, omdat je zo het verklikkerloodje dat toch meestal op 15 á 20cm boven de haak staat, nu op de bovenlijn kan plaatsen, en zo geen gedoe hebt met loodjes tijdens het verwisselen van onderlijn. Moet het verklikkerloodje verder, geen probleem. Schuiven maar.

HOE MAKEN WE NU ONZE ONDERLIJNEN?

Eerst en vooral moet je iets hebben waarin of waarop je de gemaakte onderlijnen bewaren kan. Je kan zelf iets ineen knutselen of gewoon in de handel iets kopen wat hiervoor gemaakt is. Zelf heb ik gekozen voor een onderlijnenmapje.

Om je onderlijnen zelf te maken moet je wel een beetje handig, en vooral niet van het zenuwachtige type zijn. Vele mensen zullen wel denken, “wat moet ik daar mijn tijd mee verdoen?”. Die koop je toch gewoon in de winkel. Goed mij niet gelaten. Koop jij me maar eens onderlijnen met een rode haak 22 met nylon van 6/100 of een haak 14 met 8/100. Moeilijk te vinden hé. Je onderlijnen zelf maken heeft echter nog een voordeel. Je kan niet meer vloeken wanneer je een vis verliest door een slechte (machinaal) geknoopte haak. De enige op wie je kwaad kan zijn is jezelf. Want jij hebt de knoop gelegd.

Ik maak normaal 10 onderlijnen van de haken waar ik mee vis. D.w.z. haak 22 t.e.m. haak 10.
Dat zijn dus 70 onderlijnen met allen dezelfde lengte. Om alle lijnen makkelijk op dezelfde lengte te maken heb ik het volgende bedacht:

  • Neem een vlak plankje hout dat 10cm langer is dan de lengte van de onderlijnen die je wit maken.
    Dit plankje mag voor de stabiliteit wat zwaarder en dikker zijn.
  • Klop hier 1 (dun)nageltje met kop in en 1 nageltje zonder kop in op de gewenste afstand van elkaar.
  • Het nageltje met kop gebruik je om het haakje in te hangen, dat zonder kop om de lus te maken.
  • Wanneer het haakje achter het nageltje hangt wentel je de draad over het nageltje zonder kop, schuift de draad af terwijl je hem vanboven vasthoudt en maakt de lusknoop zonder dat het punt waarop de draad dubbelgevouwen werd veranderd. Zorg wel dat je je lussen allen even groot maakt.

Hoe je de haak- en lus knoop maakt lees je in het deel “knopen maken”.

Om de lussen (hetzelfde/even groot) te maken bestaan ook enkele hulpmiddeltjes.
Eén hiervan is de geprepareerde haarspeld, een ander, handiger is de lusknoper.

Beiden werken op dezelfde manier. In het ene uiteinde van de lus plaats je de lange pin, en in de knoop de korte. Aantrekken terwijl je het nylon aan de knoopzijde omhoog schuift en klaar. Het voordeel van de lusknoper is dan hij van plastic is, waardoor je je niet kan bezeren zoals bij de haarspeld. Een ander voorbeeld is dat je grote (voor de bovenlijn) en kleine (voor de onderlijn) lussen maken kunt. Voor de prijs hoef je het alvast niet te laten. Hij kost nog geen 20Bfr.

Nu de lussen gemaakt zijn bevestig je ze aan elkaar.

Steek de lus van de hoofdlijn door de lus van de onderlijn, en daarna de haak door de lus van de hoofdlijn (daarom gebruik ik altijd de grotere lussen voor de hoofdlijn).

Maak nu alstublieft niet de klassieke fout door de haak door de hoofdlijn en vervolgens door het lusje van de onderlijn te steken. Dit geeft een veel zwakkere verbinding doordat nu tijdens de dril alle druk rechtstreeks op de (dunnere) onderlijn te staan komt, wat een enorme verzwakking betekend.

Nu zijn de onderlijnen klaar voor gebruik,

Veel succes ermee.

Uitpeilen
UITPEILEN VAN DE VISPLEK

uitpeilen

VERKENNEN VAN DE VISPLEK

De hengelaar met de vaste stok die langs de waterkant een visstek heeft gevonden, komt voordat hij kan gaan vissen, altijd voor het probleem te staan dat hij een keuze zal moeten maken uit de verschillende tuigjes die hij ter beschikking heeft. We kunnen namelijk niet vissen gaan met slechts een tuig, omdat de keuze van het juiste tuig afhankelijk is van o.a. de waterdiepte, de mate van stroming en de weergesteldheid. De betere ‘’vaste stok hengelaar’’ zal altijd meerdere tuigen met dobbers van een verschillend drijfvermogen bij de hand hebben. Het is aan te bevelen om tuigjes met dobbers van verschillend gewicht van een en hetzelfde model te maken. Bijvoorbeeld het peermodel, dat als een allround model mag worden beschouwd.
Om nu de waterdiepte te weten te komen, moeten we de visstek gaan uitpeilen.

Uitpeilen, d.w.z. het verkennen van de bodemstructuur van de visplek, is een precies karweitje, dat door vissers nog wel eens onderschat wordt. Toch is goed peilen vaak bepalend voor de uiteindelijke visvangst!
Het op de goede manier uitpeilen geeft een schat aan informatie die nodig is om tot optimale resultaten te komen; door goed te peilen komen we niet alleen de waterdiepte te weten, maar ook de diepere en ondiepere plekken, eventueel aanwezig bodemvuil en obstakels, waterplanten, en zelfs de mate van helling van de bodem.

Vooral die helling is belangrijk, omdat we daarmee rekening moeten houden bij het maken van de voerplek.
De voerballen kunnen bij een glooiende bodem gemakkelijk nog meters doorrollen, zodat de uiteindelijke voerplek buiten ons hengelbereik kan komen te liggen!
Een oplossing is dan om de voerballen korter in te werpen of, als er niet al te veel stroming staat, de ballen zo los te knijpen, dat ze al bij de eerste aanraking met het water uit elkaar vallen.

HET PEILLOOD

Het peilen gebeurt met een zogenaamd peil of dieptelood. Het bekendst zijn het knijppeillood en het kegellood of klokloodje.
Knijppeillood bestaat uit twee halve bolletjes, die met de vlakke kanten onder druk van een veertje tegen elkaar klemmen.Dit bolletje kan men openknijpen en rond de eventueel beaasde haak plaatsen.
Het kegel of klokloodje heeft bovenaan een oog en onderin een stukje kurk.De bedoeling is dat de haak met de lijn door het oog wordt gehaald, waarna de haak in het kurkje wordt vastgeprikt.

HET UITPEILEN ZELF

Uitpeilen doen we recht onder de hengeltop. Ik ga er maar even van uit dat een hengel wordt gehanteerd met daaraan een verkort tuig. Het vissen met een korte lijn,d.w.z. met een tuig korter is dan de lengte van de hengel, brengt wel met zich mee dat we de hengel bij het inleggen of ophalen van de lijn moeten aan of afbouwen. Stel bijvoorbeeld dat we een hengel hanteren van negen meter lengte, de waterdiepte is twee meter.
Tussen de top en de dobber houden we een korte opslag van ongeveer een meter. De totale lengte van de vislijn is nu drie meter. Om bij de haak te kunnen komen moeten we de hengel, vermoedelijk bij het derde deel afsteken.

De pen wordt ingesteld op vermoedelijke waterdiepte. Het peillood laten we recht omlaag onder de top in het water zakken.
Onder het gewicht van het peillood staat het soepele topje van onze hengel licht gekromd. Als het lood de bodem raakt zal de top weer recht gaan staan.
Wanneer de pen nu onder water blijft, weten we dat de pen omhoog moet. Als de pen daartegen boven water hangt, dan moeten we de pen naar beneden schuiven.
Dit schuiven met de dobber en het telkens weer opnieuw peilen, doen we net zo lang tot alleen nog het puntje van de dobber boven water zichtbaar is.

We hebben nu “staande haak” uitgelood, zoals dat heet. De haak staat dus als het ware op de bodem. Dit is een prima afstelling om met vissen te beginnen. Vooral als we nog maar net gevoerd hebben en de voerdeeltjes nog volop actief zijn, vangen we vaak zo de eerste vissen. Goed, dat weten we dan zult u zeggen en nu gaan we vissen.

HO STOP!!!

Op dit moment gaan de meeste onervaren vissers in de fout. Want wat hebben we gedaan? We hebben op een willekeurige afstand van de oever de waterdiepte gepeild. Meestal zal die afstand gelijk zijn aan de maximale lengte van onze hengel, bijvoorbeeld acht meter, maar over de verdere bodemstructuur, over de mate van helling van de bodem, over diepere en ondiepere plekken weten we nog niets. Wie zegt ons, dat die visplek op acht meter de ideale visafstand is? Neen hoor, om dat te weten te komen moeten we ook eens voor en het liefst ook achter de visplek peilen. Alleen op die manier krijgen we een goed zicht op de bodemgesteldheid van onze visplek. Het mooiste is natuurlijk een vlak stukje bodem, zonder hinderlijke obstakels.
Als we zo’n tafeltje; zoals wedstrijdvissers dat zo mooiuitdrukken, hebben gevonden, dan peilen we ook nog eens een metertje naar links en naar rechts. Alle mogelijke afwijkingen in de bodem, kuilen en richels, prenten we in het geheugen.
Als we geluk hebben was de in eerste instantie gekozen visafstand de juiste, maar net zo gemakkelijk kan het zijn dat we dichterbij of, als de hengellengte dit toelaat, verder weg moeten vissen.

PAS OP MODDER!

Niet al het viswater in ons land heeft een harde zandbodem.
In water waar de bodem bestaat uit soms tientallen centimeters prut , moeten we voorzichtig zijn met zwaar peillood. Omdat dit zware peillood gemakkelijk vele centimeters in de diepe modder kan wegzinken, zal de gepeilde diepte dan op geen stukken na kloppen met de werkelijke diepte.
Als we een zachte bodem vermoeden, doen we er goed aan om nog eens na te peilen, maar nu met een superlicht peillood.

DRIJVEN

Zoals ik in het begin van dit artikel al aanhaalde zijn we begonnen met een min of meer willekeurig tuig aan te knopen. Mogelijk dat het drijfvermogen van de gekozen dobber, gelet de waterdiepte en de stroomsterkte de juiste was. Dit komen we pas te weten als we het tuig eens laten drijven.
Zonder peillood maken we een paar driftjes op de eventueel aanwezige stroming.
Door met de hengeltop de dobber tegen te houden kunnen we zo ook eens proberen het tuig stil te leggen. Als de dobber te licht is voor de aanwezige stroming, dan is dat snel te zien aan het schuin gaan van de dobber en zijn verwoede pogingen om uit het water te klimmen. In dat geval zal naar een ander zwaarder tuig moeten worden overgestapt.
In het algemeen gesproken zullen we, zonder in overdrijving te vervallen, ernaar moeten streven met een zo licht mogelijk tuig te vissen. Welk tuig onder welke omstandigheid het beste zal voldoen is niet eenvoudig te zeggen. Algemene richtlijnen zijn natuurlijk wel te geven, maar uiteindelijk zal toch ervaring en het visgevoel van de hengelaar in kwestie de keuze bepalen.
Veel vissen en uitproberen, dat is de enige manier om een echt goede visser te worden.
Wie zei er dat het vissen met de vaste stok zo gemakkelijk was ?? ik niet!

TIP

Tot slot nog een tip.
Het is handig om direct na het peilen de gevonden waterdiepte te markeren, zodat deze ook alverschuiven we tijdens de visdag de dobber vele malen, altijd kan worden teruggevonden. Een stukje tape of een strak opgerold elastiekje om de hengel wordt vaak toegepast.
Beter is het merken van de lijn door deze vlak onder de dobber te kleuren met een watervaste viltstift.

Lokvoer maken
LOKVOER

Eén van de meest besproken dingen in de hengelsport is wel het lokvoer. Iedere hengelaar wil wel dat ene supervoertje. Niet enkel de samenstelling is van belang, ook de manier waarop het bereid wordt, want naast techniek is het lokvoer een van de grootste factoren die al al dan niet slagen van de visdag beïnvloed. Daarom moet je er ook voor de volle 100% op kunnen vertrouwen.

lokvoer_00

Het lokvoer bestaat meestal uit een droog en een nat gedeelte. Het droge gedeelte bestaat uit meelsoorten, gemalen zaden, brood of koekjes. Het natte bestaat uit gekookte of geweekte zaden en/of meelsoorten. Een voorbeeld hiervan is gekookt en gemalen kempzaad of geweekte polenta of TTX. Deze worden meestal geweekt om de kleefkracht te verhogen. Deze laatste mag je wel pas toevoegen wanneer ze afgekoeld zijn.

Het droge gedeelte kan men geruime tijd voor het vissen gaan aanmaken. Denk er wel aan dat droog voer het best bewaard kan worden in een papieren zak en niet in de plastic zakken waarin men de meeste ingrediënten koopt. In deze plastic zakken kan de inhoud na een tijdje gaan zweten, zodat er een gistingsproces op gang komt. Dit komt de kwaliteit zeker niet ten goede.

Nog een ding, denk eraan: Lokvoer dient om vis te lokken, niet te voederen.

KLAARMAKEN VAN HET LOKVOER:

Om uw lokvoer optimaal te laten werken kan je het best in volgende stappen werken.

    1. De eerste keer dat je het voer bevochtigd moet je de grootste hoeveelheid water toevoegen.
      lokvoer_01

 

  1. Nu het voer krachtig door elkaar mengen en enige tijd laten staan. Zo krijgen alle voerdelen de tijd om het water op te nemen.
  2. Na enige tijd te hebben gewacht, herhaal je de eerste stap maar nu met minder water zodat de gehele samenstelling perfect aangemaakt is. Wanneer men een samengeperste voerbal van handhoogte af in een emmer laat vallen en deze niet uiteenvalt is het voer klaar voor gebruik.
  3. Voor je begint met voerballen te maken zeef je het voer nog eerst.
    Het zeven van uw lokvoer is de laatste en voornaamste stap alvorens voerballen te maken en te voeren. Door het zeven verkrijgt het voer een optimale lucht en vochtverhouding. Dit heeft een gunstige invloed op de werking van het voer. Tevens worden eventuele klonters verwijderd.
    lokvoer_02
  4. Indien gewenst is nu het moment aangebroken om eventueel maden, casters, leem (Zie beneden) of vers de vase aan het voer toe te voegen.
    Overdrijf ook niet met het toevoegen van levend aas, anders krijg je je bollen niet meer samengeknepen. Maden kan men best doden door ze te overgieten met kokend water. Ook overgebleven maden van een vorige vispartij kan je invriezen en dan onder het lokvoer vermengen. De aangekochte muggenlarven dienen koel bewaard te worden (liefst in de koelkast) en dit geldt ook aan het water. Laat deze niet in de zon liggen.
    Vooraleer de vers de vase in het lokaas te vermengen (dat reeds bevochtigd is) maakt men deze los door er droge mergel, leem of speciaal poeder dat hiervoor dient erop te strooien en dan deze door elkaar te wrijven met de hand zodat de larven mooi door de vingers kunnen vallen. De vers de vase mengt men best door het voer 10 a 15 minuten vooraleer men de voerballen kneedt.
    lokvoer_03
  5. Ga nu over tot het maken van voerballen. Doe dit met volle concentratie en niet snel snel! Probeer niet alle voerballen even hard te maken. Maak (op 10) bv. 5 harde, 3 minder harde en 2 zachtere (dit voor het stelselmatig uitelkaar vallen).
  6. Zijn de voerballen klaar dan rest er alleen nog maar ze in het water te gooien. Waar je ze gooit heeft alles te maken met de stroming van het water.
    Zie hiervoor het deel: Waar moet ik voeren?

WAAROM LEEM IN HET LOKAAS?

De combinatie ” leem + lokaas ” heeft drie doeleinden:

  1. om het lokaas te verzwaren,
  2. om het lokaas minder voedzaam te maken,
  3. om de werking van het lokaas te verlengen.

Met deze drie zaken in het achterhoofd is het vrij eenvoudig om te bepalen wanneer er wel en wanneer er geen leem gebruikt moet worden.

Er zijn ook hengelaars die altijd leem door het lokaas mengen. Brasem is een vis die stofzuigend op de bodem zijn voedsel zoekt. Als we hem een tafeltje-dek-je voorschotelen met stevige brokken voedsel, zal het buikje vrij vlug gevuld zijn, en veel aandacht voor het aas op de haak zal vriend brasem niet meer aan de dag leggen.

Dus trek hieruit je conclusies!

Ingredienten

BESCHRIJVING LOKVOER INGREDIËNTEN

Op deze pagina willen we een korte beschrijving geven van enkele van de ingredienten die men in lokvoer kan verwerken. De ingredienten zijn opgedeeld in: basis -, werking bevorderende -, bindende -, verzwarende -, en wolkende ingredienten. Tevens is er ook nog een onderdeel over geurstoffen.

OVERZICHT LOKVOER INGREDIENTEN:

BASIS INGREDIENTEN

Beschuitmeel
Broodmeel
paneermeel
Polenta

BEWERKING BEVORDERENDE INGREDIENTEN

Aardappelvlokken
Arachide puur
Arachide bruin
Cocosmeel
Duivenmest
Hennepzaadmeel
Havermout
Kiemzaad
Koolzaadmeel
Kurkpoeder
Lijnzaadmeel
Notenmeel
Oeuilette
Sesamzaad
Vismeel
Vleesmeel
Zemelen
Zavel

BINDENDE EN VERZWARENDE INGREDIENTEN

Aardappelbloem
Collant P.V.
Coprah melasse
Leemaarde
Maisgluten
Maismeel
Rijstemoule
Wouwbloem

INGREDIëNTEN DIE WOLKEN

Maniok
Melkpoeder
Mergel

GEURSTOFFEN

Anijszaadmeel
Koriander
Fenegriek
Karwijzaad
Venkelzaad

 


 

BASIS INGREDIENTEN

BESCHUITMEEL:

Gebroken, vermalen beschuit. Het onderscheid in kwaliteit, is gekoppeld aan de kleur. Is het beschuitmeel licht van kleur, zal de geur indentiek zijn aan deze van een fijngewreven beschuit. Hebben we een meer donkere kleur, is het afkomstig van breuk en te hard gebakken beschuiten. Het donkere beschuitmeelruikt sterker en is volumineuzer dan het lichte. Goed beschuitmeel kan nooit goedkoop zijn. Beschuitmeel heeft een erg laag soortelijk gewicht en is een van de beste ingredienten voor de basis van een goed lokaas.

 

BROODMEEL:

Broden die niet worden verkocht, overschotten, misbaksels, worden op lage temperatuur gedroogd, gebroken en vermalen. De kwaliteit is nauw verbonden met de kleur. Goed broodmeel is wit van kleur, fijn vermalen en is hoofdzakelijk afkomstig van het kruim.(wit brood) Heeft het een meer bruine kleur dan zijn er ook bruin brood, snijafval en veel korsten in verwerkt. Het donkere broodmeel is zwaarder dan het witte broodmeel. Broodmeel heeft een klevende werking. Te gebruiken in een voer voor stromend water.

 

PANEERMEEL:

Is hetzelfde als chapelure. De kwaliteit moet gelijk zijn aan deze voor menselijke consumptie. Hoe fijner het paneermeel, hoe meer vreemde bestanddelen er in aanwezig zijn. Heeft een kleiner vochtpercentage dan broodmeel en daarom een lager soortelijk gewicht, dus lichter in gewicht. Ligt tussen broodmeel en beschuitmeel in. Werkt iets klevend. Er is ook gekleurd paneermeel in de handel, rood en geel. Dit gekleurd paneermeel dient om de kleur van het lokaas te beinvloeden. Droog door het lokaas vermengd, vormt paneermeel een goed werkend bestanddeel, door droge deeltjes die zullen stijgen, water opnemen en daarna weer zullen zakken. Paneermeel doet lokaas sneller uiteenvallen dan broodmeel. Drie produkten die veelal in de basis van elk lokaas gebruikt worden hebben we reeds besproken: broodmeel, beschuitmeel en paneermeel. We weten dat qua gewicht broodmeel het zwaarst is, beschuitmeel het lichtste en paneermeel er tussen in. Wanneer we ze in een bepaalde verhouding gaan mengen kunnen we een basis vormen die aangepast is aan elk viswater. In een lokaas voor ondiep stilstaand water, zullen we de basis zo licht mogelijk houden, wordt het water iets dieper, zullen we de basis verzwaren. Vissen op water met stroming, zullen we de basis weer iets verzwaren en op stromend diep water wordt de basis nog zwaarder.
Een goed uitgangsmengsel is: 1 deel beschuitmeel + 1½ deel paneermeel + 1¼ deel broodmeel.

 

POLENTA:

Hier onderscheiden we diverse soorten. Polenta is de versneden maiskorrel. De binnenkant van de korrel (zetmeelgedeelte) valt het eerst uit elkaar en wordt eerst afgezeefd. De kleur van polenta hangt af van de gebuikte soort mais. (geel, oranje, wit)
a. Grove polenta: voor diep, stromend water. Maximaal 20%
b. Italiaanse polenta: fijne korrel, geschikt voor ondiep, stilstaand en langzaam stromend water. Is licht kleverig, zal het voer iets verzwaren en toch makkelijk uiteen laten vallen. Maximaal 20%
c. Gekookte polenta: door verhitting met stoom heeft de maiskorrel een groter volume gekregen. Daarna wordt de maiskorrel opnieuw gedroogd en versneden. Gekookte polenta is luchtiger en kleveriger dan de gewone polenta. Te gebruiken in een zwaar voer, voor stromend water. Maximaal 20%
d. Polentabloem: Is het stuif dat in de zeven achterblijft na de laatste snijbewerking. Wolkt goed en laat het voer snel uiteenvallen. Maximaal in een licht voertje 15%. Maximaal in oppervlaktevoertje 30%
Voor stromend en diep water kan men polenta(Italiaanse) op de volgende manier bereiden. Polenta in een pot doen en overgieten met water dat net niet kookt. Laten afkoelen en droog maken met paneermeel. Voor 250 gram polenta gebruiken we 300cc water. Tijdens het overgieten met het hete water wel goed roeren.

WERKING BEVORDERENDE INGREDIENTEN

AARDAPPELVLOKKEN:

Hiervoor worden aardappels gedroogd en gewalst. Vlokken zijn vetter dan bloem. Hebben ook een min of meer klevende werking. Vooral goed in een brasemvoer. De vlokken nemen water op en gaan boven het voer zweven. Aardappelvlokken kan men ook bijmengen nadat het voer reeds nat gemaakt is. De kleur, zwak geel, is bepalend voor de kwaliteit. maximaal 5%.

 

ARACHIDE PUUR:

Bestaat uit gebroken ongebrande pinda’s. Bevat een hoog vetgehalte en bevordert op die manier de werking van het voer. Zeer geschikt voor stromend water. Neemt moeilijk vocht op, doet een lokaas langzaam uit elkaar vallen. Maximaal 5%.

 

ARACHIDE BRUIN:

Nadat de olie uit de aardnoten (pinda’s) werd geperst, wordt de rest vermalen. Omwille van het grote percentage vliesgedeelte krijgen we de roodbruine kleur. Deze kleur is tevens bepalend voor de kwaliteit en het resterende vetgehalte. Hoe donkerder,hoe meer vet de arachide bruin bevat. Neem makkelijker vocht op dan arachide puur en we zullen dan ook meer moeten gebruiken. Maximaal 10%.

 

COCOSMEEL:

Is het gemalen schroot van de kokosnoot, overblijvend na de oliebereiding. Heeft een penetrante geur en neemt heel goed vocht op. Zeer geschikt op stilstaand , niet te diep water en gericht op niet al te grote vis. Het is in feite ontvet notenmeel en is daarom lichter van kleur. Hoe lichter het kokosmeel is, des te vetarmer is het. Te licht kokosmeel is waardeloos. Maximaal 20%.

 

DUIVENMEST:

Verkrijgbaar in twee vormen: gedroogd of vers(ingevroren). Verse duivenmest is te verkiezen boven gedroogde. Vooral de manier van bereiden is voornaam. Duivenmest zetten we steeds onder water, om op die manier alle onzuiverheden te verwijderen. goede duivenmest herkent men aan de gifgroene kleur. We gieten het water af en met een mixer maken we er een homogeen papje van. Het beste is duivenmest vochtig te laten, zodat er na toevoeging van het overige droge lokaas geen extra water dient te worden toegevoegd. Heeft een bindende werking. Zeker te gebruiken in voornvoer. Maximaal 5%.

 

HENNEPZAADMEEL:

Is de gemalen hennepkorrel(kempzaad). Deze kan grof of fijn vermalen worden. Wanneer we de volle korrel zelf malen, steeds mengen met paneermeel of polenta. Heeft een zeer hoog vetpercentage en een specifieke aantrekkingskracht, vooral op voorn. Zal de werking van het voer sterk bevorderen. Geeft het voer een typische geur. Hennepkorrels kunnen vermalen worden, laten kiemen of poffen.

 

HAVERMOUT:

Is de gestoomde en geplette haverkorrel. Heeft een sterk bindende werking, zeker wanneer de havermout fijn vermalen is. Nooit gebruiken op stilstaand water. Is havermout grof vermalen, neemt hij moeilijker vocht op, kleeft minder en de deeltjes zullen boven het voer gaan zweven. Gericht op grote vis. Maximaal 12%.

 

KIEMZAAD:

Is een mengeling van kiemrijke zaden: hennepzaad, nigerzaad, kanariezaad, millet, raapzaad, spurrie, lijnzaad, bauw maanzaad, eventueel aangevuld met anijszaad, tarwe en gebroken rijst. Vier dagen in de week zetten. Zaden die bovendrijven afscheppen en weggooien. Na het weken de zaden nog even doorkoken en spoelen met koud water. Het water afgieten en de nog natte zaden mengen met paneermeel(beschuitmeel). Als het mengsel droog is , zo fijn mogelijk malen. Kan zowel voor stilstaand als stromend water worden gebruikt. Maximaal 25%.

 

KOOLZAADMEEL:

Gemalen zoet raapzaad. Moet steeds fijn gemalen gebruikt worden. Heeft een erg hoog vetgehalte en een laxerende werking. Wordt het zaad voorgeweekt, zal het kleven. Steeds malen met paneermeel. Kan in een voer voor diep, stromend water hennep vervangen. Maximaal 10%.

 

KURKPOEDER:

Fijngemalen kurkafval. Vermengen nadat het lokaas nat is gemaakt. Geeft explosieve werking aan het voer. Zeker geschikt voor ondiep water. Wordt ook gebruikt om kleine vers de vase los te zetten. Maximaal 25%.

 

LIJNZAADMEEL:

Gemalen lijnzaad(vlaszaad), heeft een hoog vetpercentage en zal hierdoor de werking van het voer bevorderen. Maximaal 5%.

 

NOTENMEEL:

Bestaat uit de vermalen schilfers van de kokosnoot. Heeft een hoger vetgehalte dan kokosmeel en is daarom donkerder van kleur. De geur is ook veel scherper. Notenmeel gebruiken we op dieper en stromend water. Maximaal 20%.

 

OEUILLETTE:

Is vermalen of geplet blauw maanzaad. Zou de eigenschap hebben de reactie van de vis te beinvloeden door het wantrouwen weg te nemen. In kleine hoeveelheid geschikt voor elk typisch voornvoer. Maximaal 5%.

 

SESAMZAAD:

Is het vetste zaad voorhanden. Moet vermalen worden met polenta, paneermeel of broodmeel. Zal de werking van het voer verhogen. Maximaal 5%.

 

VISMEEL:

Is niet hetzelfde als haringmeel. De geur van vismeel es scherper en het meel is ook donkerder van kleur. Heeft een zeer scherpe geur en bezit een hoog percentage dierlijk eiwit. Te gebruiken in de winter. Maximaal 5%.

 

VLEESMEEL:

Goed vleesmeel, bereid uit de kadavers van dieren, is te herkennen aan de kleur. Moet donkerbruin zijn. Is het licht van kleur, hebben we meestal te maken met vleesbeendermeel, dat minder geschikt is. Te gebruiken in de winter. Maximaal 5%.

 

ZEMELEN:

Bijproduct van het walsen van de tarwekorrel. Zowel grof als fijn in de handel. De grove zemel is de buitenkant van de tarwekorrel. De fijne zemel is het vlies tussen de buitenkant en de kern(bloem) van de tarwekorrel. Nemen goed vocht op en dienen om het voer luchtiger en licht te maken. Vergroten het volume van het lokaas. Zeer geschikt in een oppervlaktevoertje en een lokaas voor stilstaand water. Kunnen ook droog door het reeds natgemaakte lokaas vermengd worden. Hebben we een lokaas te nat gemaakt, kunnen we dit verhelpen door zemelen bij te voegen.

 

ZAVEL:

Grondsoort die qua eigenschappen tussen leem en mergel zit. Heeft een donkere, dieporanje kleur. Men moet zavel vochtig bewaren en voor gebruik zeven. Is licht wolkvormend. Een lokaas van zavel, paneermeel en kleine vers de vase, kan op stilstaand water dodelijk zijn. Geschikt als basis van een onderhoudsvoer.

BINDENDE EN VERZWARENDE INGREDIëNTEN

AARDAPPELBLOEM:

Hiervoor gebruikt men meestal buitenlandse aardappelen, die gedroogd en zeer fijn vermalen worden. Heeft een hoge zetmeelwaard en een sterk klevende werking. Goede aardappelbloem is licht van kleur. Maximaal 5%.

 

COLLANT P.V.:

Is een vermalen paardenbrok. Een samengesteld voer voor renpaarden. Bevat een hoog procent eiwitten. Heeft een welruikend aroma, gevormd door de melasse die gebruikt wordt om de brok samen te houden , die gebakken wordt. Is sterk klevend en vooral gericht op grote vis. Niet geschikt voor een licht voertje. Maximaal 10%.

 

COPRAH MELASSE

Zeer zoet, voedzaam en bindend bijprodukt van de suikerproduktie. Bestaat zowel in vloeibare als in meelvormige toestand. Vooral erg geliefd bij brasem en dikke voorn.

 

 

LEEMAARDE:

Löss,wordt hoofdzakelijk gebruikt om het voer te verzwaren. De gebruikte, vochtige leem dient men eerst door een zeef te drukken. Het best is vochtige leem te gebruiken en deze bij het lokaas te voegen nadat dit volledig klaar is. Indien mogelijk vlak voor het maken van voerballen.

 

 

MAïSGLUTEN:

Komen vrij na het ontrekken van de kiem en het zetmeel uit de maiskorrel. Zijn geelbruin of bruin van kleur. Gericht op een voer voor grote vis. Hebben een sterk klevende werking en zullen het voer verzwaren. Maximaal 10%.

 

MAISMEEL:

Is het meel van de volledige vermalen maiskorrel. Gebruikt om het voer te verzwaren. Verkrijgbaar in twee kleuren: wit en geel, dit om de uiteindelijke kleur van het lokaas te beinvloeden. Maximaal 20%.

 

RIJSTSEMOULE:

Ook rijstebloem genoemd. Is fijne rijstegries, afkomstig van de vermalen rijstkorrel. Gebruikt om het lokaas te verzwaren en de kleur lichter te maken. Maximaal 15%.

 

WOUWBLOEM:

Bestaat uit geextraheerde(de graankorrels worden met hete stoom bewerkt en gedroogd) graansoorten. Meestal tarwe, mais of rijst. Deze worden na extraheren fijn vermalen en hebben een klevende werking. Te gebruiken in een zwaar lokaas dat niet vlug uit elkaar mag vallen. Maximaal 10 à 15%.

INGREDIENTEN DIE WOLKEN

MANIOK:

Komt van de cassave, een tropisch gewas. Hoe witter de maniok hoe beter de kwaliteit. Een uiterst fijn meel dat een uitstekende wolkvormer is. Wolkt lang en kleurt het water wit, heeft een hoog visueel effect. Maximaal 10%.

 

MELKPOEDER:

Een typische wolkvormer, geschikt voor elk onderhoudsvoer. Geeft een langdurige wolk. Ongeschikt voor stromend water. Heeft een min of meer klevende werking. De melkpoeder uit de hengelsportzaak is met visolie of grasmeel gedenatureerd. Vandaar dat hij iets vettiger is dan deze geschikt voor menselijke consumptie. Maximaal 10%.

 

MERGEL:

Een sterke wolkvormer, die goed te gebruiken is in elk lokaas voor ondiep, stilstaand water en in een oppervlakte voertje. Er is ook witte mergel in de handel. Verder wordt mergel gebruikt om kleine vers de vase droog te maken en te bewaren. Mergel wordt droog vermengd nadat het lokaas natgemaakt is. Goede mergel is zo fijn als talkpoeder en mooi diepgeel van kleur. Maximaal 10%.

GEURSTOFFEN

ANIJSZAADMEEL:

Is de gemalen anijszaadpit. De beste kwaliteit komt van steranijs. Vijfmaal sterker in geur dan het Spaanse anijszaad(anis vert). De kleur moet diep roodbruin zijn. Zeker te gebruiken in een oppervlaktevoer en wanneer er kleine vis gevangen moet worden. Maximaal 5%.

 

KORIANDER:

Geurstof gebruikt voor dieper, stromend water, gericht op het lokken van brasem en grote voorn. Het beste is de volle korrel te nemen en deze met een product van de basis te vermalen(paneermeel, broodmeel). Maximaal 5%.

 

FENEGRIEK:

Geurstof gericht op brasem. te gebruiken op dieper water. Maximaal 5%.

 

KARWIJZAAD:

Geurstof met een scherpe, indringende geur. Te gebruiken op dieper water en waar grote vis gevangen dient te worden. Maximaal 5%.

 

VENKELZAAD:

Allround geurstof met een aantrekkelijke geur. Te gebruiken in een voornvoer. De zaden kunnen met paneermeel vermalen worden. Maximaal 2 à 3%.

Waar voeren?

Waar moet ik voeren?

Normaal is dit vlak onder de top. Maar wat is normaal?

SITUATIE 1.

situatie_1

Wanneer we de ideale omstandigheden nemen, dat wil zeggen windstil en geen onderstroming, voeren we zo precies mogelijk onder de top van de hengel en dat wordt dan ook de visplaats.

SITUATIE 2.

situatie_2 situatie_2a

Er staat wind en er is onderstroming. Meestal werken beide grootheden in tegengestelde richting. Het lokaas wordt een beetje stroomopwaarts geplaatst ter hoogte van de top van de hengel. We vissen een beetje stroomafwaarts van het lokaas. Zorg er wel voor dat het lokaas goed met het water is verzadigd, zodat er weinig actieve werking vanuit gaat.

SITUATIE 3.

situatie_3

We weten; het wordt een moeilijke visserij. We voeren minstens een tot twee meter korter dan de lengte van de hengel. Er wordt een tot twee meter verder gevist dan de lengte van de hengel. In cijfers: we vissen met een hengel van 9,5 meter, dan smijten we het lokaas op 7,5 meter en vissen op 11,5 meter. Verder wordt er op dezelfde manier als in situatie- 2 rekening gehouden met wind en onderstroming (Zie hiervoor de vorige situaties).

VOEREN IN EEN KANAAL?

situatie_4

Wanneer men gaat voeren in een kanaal moet men er altijd aan denken dat de bodem niet recht is, maar schuin afloopt. Deze schuine rand is er gekomen wanneer men het kanaal aangelegd heeft. Wanneer men een kanaal gaat uitgraven doet men dit namelijk altijd in lagen, vandaar.

Bij het voeren moet men hier terdege rekening mee houden. We willen immers toch dat onze voerballen als een  geheel de bodem bereiken en daar pas uiteenvallen.
Let dus zeer goed op wanneer u de diepte aan het peilen bent, zodat u alle taluds weet te lokaliseren. Wanneer u dan zo’n talud weet liggen, vis dan tegen zo’n talud aan want dit is meestal de plaats waar de vissen hun eten vinden.
Best is om bij het voederen het laatste deel van uw hengel te verwijderen, zodat deze ongeveer één meter korter wordt. Dit is meestal de juiste lengte om te voederen. Vissen doet u dan natuurlijk met de volledige lengte van uw hengel. Er is echter niets dat u belet om ook een dichterbij proberen te vissen, daar waar u gevoerd heeft, vooral in het begin van de vissessie (wedstrijd).
Denk eraan! Dichterbij voeren is altijd beter dan te ver. U hengel inkorten is immers makkelijker dan u hengel te verlengen (???).

In een vijver is de bodem meestal niet zo steil en is het niet zo moeilijk om op de juiste plaats te voederen. Dit neemt niet weg dat men daarom minder aandacht dient te besteden aan het uitpeilen van de diepte.
Hoe beter U het verloop van de bodem kent, hoe beter U zult weten waar de vis zich bevindt!

Nog één tip: Plat u voerballen altijd ietsje af wanneer u voert om te voorkomen dat ze onder invloed van de hellende bodem en eventuele stroming verder naar het midden zouden rollen. Voerballen naar het midden betekend immers ook vis naar het midden.

Dit zijn natuurlijk vrij algemene basisregels. Wanneer we bijvoorbeeld de stek onderhouden met casters en er staat wind en onderstroming, dan kan niemand op de centimeter juist zeggen waar die casters terechtkomen. Een visplaats moet met andere woorden altijd worden afgetast om de vis te vinden. Actief vissen kan nooit verbeterd worden en dat wordt in deze tijd van overheersend brasemgeweld nogal eens vergeten.

Lokvoerrecepten

Hieronder vindt u enkele voorbeelden van goede recepten. Heeft u zelf nog een goed lokvoerrecept dat u wil delen met anderen. Laat het ons via een mailtje weten.

VOORN


 

(WINTER)

2 delen speciaal fond
1 deel speciaal voorn
1 deel super kanaal

(ZOMER)

2 kg bio mix
1 kg vijver geel
1 kg speciaal concours

 


 

(VOORJAARS VOERTJE VOOR VOORN)

4 delen Bruin broodmeel
4 delen Beschuitmeel
3 delen Babycorn of Zoete mais.
2 delen Pv-collant.
2 delen Wafelmeel.

Theo Geurts


 

(DIKKE VOORN KANAAL OF RIVIER)

1 kg secret
1 kg kanaal
500 g collant PV
400 g geroosterde arachide
250 g gekiemde hennep
Vers duivenmest


 

(VIJVER/ TRAAG STROMEND KANAAL)

500 g bruin paneermeel
250 g wit paneermeel
250 g koekjesmeel
100 g polenta
100 g gemalen havermout
100 g gemalen koriander
100 g bruine suiker
100 g keukenzout
Eventueel lijnzaad of hennepzaad

Goed natmaken in 3 keren.


 

(KANAAL WINTER)

750 g bruin broodmeel
250 g beschuitmeel
250 g babycorn
350 g italiaanse polenta
100 g zout


 

(KANAAL)

1.5 kg bruin broodmeel
1 kg anco beschuitmeel
400 g it.polenta
300 g ijskoekjes
250 g coco
150 g lijnzaad
300 g gemalen havermout
200 g gemalen eierschelpen
200 g gekookt/gekiemde hennip

aanmaken met duivenmest

Erwin Latten


 

BRASEM


 

(FEEDER)

1 Kg junior wk Ivan Weerts
250 g beschuit of koekjesmeel
50 g bruine suiker
100 g brasem Van Den Eynde

Peeters Patrick


 

(STILSTAAND/TRAAG STROMEND WATER)

1 Kg bio mix
500 g sprint
500 g broodmeel


 

(BRASEM EN KLEINE KARPER)

1 kg broodmeel
1 kg Sensas 3000 Bremes
500 g Sensas 2000 Etang
300 g Italiaanse polenta
300 g zoet koekjesmeel
200 g collant BC.


 

(STILSTAAND/TRAAG STROMEND WATER)

500 g broodmeel
500 g copra melasse
500 g paneermeel
600 g maismeel
500 g hennep
400 g koekjesmeel
100 g gemalen havermout
250 g notenmeel
150 g fijne zemelen
75 g venkel
1/4 l maden

800 g leem (voor stromend water)


 

(WINTERVOER)

1 kg Van Den Eynde zwart
3 kg broodmeel
750 g polenta
750 g collant BC
500 g biscuit
500 g kokos
500 g bruine kandijsuiker
500 g gemalen kempzaad
250 g havermout
100 g venkel


 

(KANAAL)

3 delen Bruin paneermeel
1 deel biscotte.
1 deel PV 1 collant of peperkoekmeel
1 deel babycorn
1 deel koekjesmeel
1 deel coprah-melasse.


 

(STILSTAAND/TRAAG STROMEND WATER)

1,2 kg beet
600 g super cup
300 g polenta
250 g brasem additief
300 g PV Collant
300 g biscuit


 

(STILSTAAND WATER)

5 delen Broodmeel
1 deel Kokos licht
1 deel Collant
2 delen Maismeel zoet
1 deel Stroopwafelmeel


 

KARPER


 

(KARPER OP VIJVER)

1 Kg Mondial F super carassio
500 g Mondial F biomix
300 g Mondial F vijver bruin
500 g Mondial F XXL
200 g polenta
300 g paneermeel
500 g koekjesmeel
200 g additief: Mondial F speciaal brasem geel

Kan aangevuld worden met (op voorhand geweekte) maiskiemkoek


 

(KARPER OP VIJVER)

2,5 kg Arca special Carp
1 kg bruin broodmeel
500 g koekjesmeel
300 g polenta

Aasbereiding

OVERZICHT AASSOORTEN:

  • Caster
  • Duivenmest
  • Duivenvoer, noten en andere zaden
  • Hennep (kempzaad)
  • Hennep (haakaas)
  • Mais

 


 

CASTER

Ook casters kunt u zelf maken, dit zijn niet meer dan verpopte maden. Zorg ervoor dat u verse maden koopt (zwarte vlekjes moeten zichtbaar zijn, dit is namelijk de maag). Maak de maden zuiver en zet deze koel weg. Voeg eventueel wat zaagsel toe. Houd het zaagsel steeds vochtig. Als de maden gaan verpoppen, worden de maden in een droge ruimte op kamertemperatuur gezet. De verpopte maden verwijder je dan van bij de nog levende maden. Dit  doe je het beste door middel van een zeef. Zeef de maden meerdere malen per dag.Je kan ze dan in een apart luchtdicht doosje nog wel enkele dagen bewaren mits ze in de koelkast staan.
Een alternatief is het bewaren van de maden onder water. Uiteraard geldt ook hier “alles in de koelkast”.
 

DUIVENMEST

Verzamel al naargelang de benodigde hoeveelheid duivenmest. Dit doet men best al in het vroege voorjaar omdat er dan minder veren in het mest zitten. Indien u het tijdens de zomer doet kan u best vragen naar het mest uit de voerbakjes omdat dit het zuiverst is.

Haal vervolgens de grootste pluimen en afval eruit en overgiet het overgebleven mest al roerend met kokend water zodat men een dikke brei krijgt (dit kan men vanwege de sterke geur best buiten doen). Laat dit ongeveer 20 minuten staan om het mest de kans te geven op te lossen. Roer dit vervolgens om zodat men een mooie dikke pap krijgt. Om nu de overtollige pluimen en resten van voer te verwijderen kan men het mest door een (maden)zeef gieten. Men dient dit wel met kleine hoeveelheden tegelijk te doen want anders is de zeef zeer vlug verstopt.

Omdat dit nogal een omslachtig karwei is kan men best duivenmest maken voor enkele sessies en deze eventueel in de diepvriezer bewaren. Veel mensen vriezen het duivenmest in in plastic diepvrieszakken. Dit geeft tijdens het ontdooien nogal eens problemen (vanwege lekkende zakken). Indien men het mest wil invriezen kan men best plastic dozen of potten gebruiken. Indien men zich enkele potten aanschaft en daarin de mest invriest, kan men later de inhoud van de pot omkippen in een diepvrieszakje en zo verder bewaren. Heeft men nu duivenmest nodig, dan doet men de inhoud van het zakje terug in de pot (dit kan perfect door de voorgevormde vorm). Nu heeft men geen last meer van lekken en geuren. DUIVENVOER, NOTEN en ANDERE ZADEN

Laat het duivenvoer of de zaden 1 dag weken in water op kamertemperatuur. Kook het daarna gedurende ongeveer 1 uur. Als het zacht begint te worden is het klaar.
Let er wel op dat u het altijd in zuiver water kookt.
Het duivenvoer is een prima voer om voerstekken aan te leggen en te onderhouden.
 

HENNEP (KEMPZAAD)

Hennep dient ongeveer 24 uur te weken in ruim water. Spoel het daarna af onder stromend koud water en kook het daarna ongeveer 20 minuten. Voeg eventueel tijdens het koken een snuifje zout of suiker toe. De hennep is goed bruikbaar als de zaadjes een klein beetje geopend zijn. Daarna zeer snel afkoelen onder stromend water.

HENNEP (HAAKAAS)

Hiervoor moet men jonge, liefst dikke hennep gedurende 24 uur voorweken, koken in water en daarna snel afkoelen als de kiemen goed zijn uitgekomen. Men bewaart het best koel (zonder water) tot men gaat vissen.
Gebruik best vanwege de hardheid, grondwater of flessenwater om uw hennep in te koken.
Lees hierover meer in het artikel: kempzaadvissen.

MAIS

Mais moet ongeveer 24 uur in ruim water geweekt worden. Daarna ongeveer een uur koken (al naar gelang u de mais harder wilt hebben, kan de tijd verkort worden).

Aassoorten

Een ander veelbesproken item naast lokvoer in de hengelsport is het te gebruiken aas. Daarom willen wij hier een overzicht geven van de meest gebruikte aassoorten.

Om meer te weten te komen over de bereiding van de diverse aassoorten verwijzen wij u naar het hoofdstuk aasbereiding.

OVERZICHT AASSOORTEN:

  • Brood
  • Broodkorst
  • Caster
  • Erwt
  • Hennep of Kempzaad
  • Kaas
  • Mais
  • Made
  • Meelworm
  • Mestpier
  • Muggenlarve of vers de vase
  • Pluimpje
  • Speciaaltje
  • Worm

 


 

BROOD

Brood is een  van de oudste lokazen, en bijna elke vissoort lust het wel, voorn, brasem en karper zijn er verzot op. Neem gewoon een snede wit brood en rol een bolletje dat je op de haak knijpt. Met brood moet je wel opletten dat je op tijd aanslaat, want het is nogal redelijk snel van de haak af.

BROODKORST

De broodkorst is vooral populair als drijvend aas, en dan vooral nog bij warm weer, wanneer je de azende vissen aan de oppervlakte ziet. Vooral karper en grote voorn zijn hier mee te vangen. Voordat je inwerpt, maak je best de korst een beetje vochtig. Zodat deze wat zwaarder wordt en makkelijker inwerpt.
Bij het zien van een karper die de broodkorst neemt, blijft je adem even achterwege.

CASTER

Een caster is gewoon een verpopte made. Dit is het stadium tussen het made zijn en vlieg worden. Casters zijn normaal een drijvende aassoort, maar door het gewicht van de haak zullen ze toch langzaam zinken. Caster worden vooral geapprecieerd  door voorn en brasem. Ook samen met een made, piertje of muggenlarve kan een caster wonderen verrichten.
Zie ook: Aasbereiding

ERWT

De erwt is een redelijk nieuwe aassoort, hij wordt op dezelfde manier gebruikt als mais.. Hij wordt met succes gebruikt op zogenaamde “dressuur” wateren, waar de vissen heel schuw zijn. Deze aassoort kennen ze dan nog niet, dus roept hij bij hen geen gevaar op en worden ze tocht tot een aanbeet verleid.

 

HENNEP

Hennep  was vroeger een  van de meest populaire aassoorten en word nu eigenlijk onder al dat muggenlarven geweld niet meer zoveel gebruikt. Maar toch, blijft het dikwijls aassoort nummer een  om de echt grote voorn te kunnen verschalken, vooral in het voor en najaar. Wie heeft nog nooit een “oudere” visser aan de waterkant gezien die zweert bij kempzaad en de ene na de andere grote voorn verschalkt.
Zie ook: Aasbereiding.

KAAS

Kaas wordt niet enkel gebruikt als ingredient in het lokvoer, maar ook als haakaas. Menig zoetwatervis is al verleid met een klein blokje jonge tot licht belegen kaas.

MAIS

Heel lang was mais het ultieme karpervoer- en aas. Na de komst van de boilie is mais wat naar de achtergrond geraakt. Eigenlijk geheel onterecht. Mais uit een potje of een blikje (vaak zelfs nog met een kleur- en of smaakstof) is een  van de meest geliefde aassoorten van zoetwatervissen zoals de brasem, voorn en zeelt. Met wat mais op de haak of hair is al menig karper uit het water gehaald.
Ook als lokvoer (basis of extra erbij) doet mais niet onder voor andere aassoorten.
Zie ook: Aasbereiding

MADE

Maden zijn de meest gebruikte aassoort in de zoetwater hengelsport. Dit komt vooral omdat men er iedere zoetwatervis mee kan vangen, en natuurlijk de prijs ervan.  Maden kan men krijgen in verschillende kleuren. Oorspronkelijk zijn maden wit gekleurd, maar bij de gekleurde maden (ook discomaden genoemd) voegt men kleurstoffen toe. Zelf kunt u ze kleuren door ze een dag in een madendoos te plaatsen samen met de gewenste poedervormige boiliekleurstof. Onze voorkeur gaat dan ook uit naar de natuurlijke witte maden. In vele clubs en verenigingen is het zelfs verboden om met gekleurde maden te vissen.
Een made hangt men aan de haak door de haakpunt aan de platte zijde, waar zich de twee oogjes bevinden, door het velletje te prikken. Let er vooral op dat u ze niet lek steekt.
Een made is ook goed te gebruiken met andere aassoorten. Dit noemt men dan een speciaaltje. De kleine maden (voermaden) worden net voor het maken van de bollen aan het lokvoer toegevoegd. Voeg er echter niet teveel toe want deze beestjes kruipen je bollen letterlijk in de prak.
Maden bewaar je best ook koel en vooral droog, want eenmaal nat zijn deze beestjes echte ontsnappingsartiesten.

MEELWORM

De meelworm word vooral gebruikt bij het vissen op forel. Gewoon enkele aan de haak doen, en vissen maar.

 

MESTPIER

Mestpieren of wormen zijn een uitstekend aas voor baars, brasem, karper,zeelt of paling. Ook grote voorn lust hier wel pap van. Mestpieren zijn vooral het overwegen waard op de donkere regenachtige dagen, wanneer de vis maar niet wil bijten. Vergeet vooral niet om dan ook een handje mestpieren onder het lokvoer te verknippen.
Zie ook: Zelf mestpieren kweken

MUGGENLARVE OF VERS DE VASE

Muggenlarven of vers de vase zal iedereen wel kennen. De kleine worden in het lokvoer vermengt, en de grote doet men aan de haak. Het is zeer belangrijk dat men de made vers houdt. Dit kan men doen door ze “uit te rapen of te zeven” en ze vervolgens in zuiver water te zetten in een proper bakje. Dit water moet iedere dag ververst worden. De larven voor onder het lokvoer maakt men best los met wat mergel of droge leem, zodat ze zich regelmatig over het lokvoer verdelen. Eenmaal aan de waterkant moet men opletten dat men ze niet in de volle zon zet, want dan zullen ze vlug gedaan hebben met kronkelen.

PLUIMPJE

Een pluimpje is niet meer dan een bolletje brood met daaraan een stukje niet samengeknepen brood. Neem een stuk wit brood en knijpt een  uiteinde tot een bolletje, en laat het andere zoals het is. Verberg de haak in het bolletje, en klaar is kees. Dit aas wordt veel gebruikt voor het vissen op grotere vissoorten.

COCTAIL

Een coctail is een combinatie van verschillende aassoorten zoals; mestpier en een made, een made en een worm, een caster en een made, … en bedenk het verder maar zelf. Het experimenteren met verschillende aassoorten bij elkaar, kan dikwijls het wel of niet slagen van een vispartij bepalen.

 

WORM

Of dauwworm, niet te verwarren met de mestpier. Een makkelijk aas, waar veel vissen gek op zijn. Er zijn diverse verschillende soorten wormen. Een enkele grote worm of een trosje kleinere wormen zijn vooral goed om baars of paling te vangen. Wanneer men een klein stukje van de worm afknipt, wordt hij vanwege de geur die ontstaat nog aantrekkelijker.

Pieren

ZELF MESTPIEREN KWEKEN

Tijdens het vissen op witvis heeft men zeer dikwijls mestpieren nodig, hetzij om te verwerken in het lokaas (verknipt) of om als aas te gebruiken aan de haak. Deze beestjes die zeer makkelijk zelf te kweken.

mest

WERKWIJZE:

  • Allereerst hebben we een geschikte bak nodig. Zeer handig hiervoor is een kattenbak vanwege de open schuine deksel die hierop zit. Deze verhindert de pieren om uit de bak te kruipen en kost niet veel.
  • In deze bak legt men vanonder een laag vochtige turf vermengd met wat tuingrond.
  • bovenop de grond met turf, kunnen we nu ons fruitafval en koffiedras kwijt. Mestpieren vinden koffiedras een ware lekkernij.
  • Na een week kan men een stuk of tien grote pieren in de bak zetten, die na ongeveer drie á vier weken al enkele honderden (kleine witte) nakomelingen zullen hebben.
  • Men plaatst de bak best ergens waar het tussen de 18 en  25 graden Celcius is  (bv in kelder naast verwarmingsketel).
    De vochtigheid van de bak houd je op peil met een plantensproeier.
  • Wanneer er pieren bovenop de grond komen liggen of eruit willen kruipen, scheelt er iets en kan je best opnieuw beginnen.
  • Om geurhinder te voorkomen van het rottende afval kan je het geheel afdekken met een laag gedroogde bladeren.
  • Best maak je ieder seizoen een nieuwe kweekbak. De door de pieren verwerkte grond is zeer goed voor bloemen en kamerplanten.
  • Je moet wel in het oog houden dat de bak niet verzadigd raakt met pieren, want anders zal er massale sterfte optreden.
  • Wanneer men zeer veel pieren nodig heeft, kan men in plaats van de kattenbak ook een grotere bak bv. een hobbydoos nemen.

Veel succes!!

Vissen op brasem

brasem

De laatste jaren is de brasem een  van de geliefkoosde vissen om te vangen in onze wateren, zowel bij de recreatie als de wedstrijdvissen. Dit komt vooral door het gewicht dat deze vis in het net brengt.

RECREATIE- OF WEDSTRIJDVISSER?

 Wanneer je naar de brasemvissers gaat kijken moet je een duidelijk onderscheidt maken tussen de recreatie- of de wedstrijdvisser.
Vissen is in de eerste plaats voor de meesten van ons lekker rustig aan de waterkant naar de dobber kijken en wachten tot de dobber onder gaat. Afhankelijk van het soort water en de omstandigheden moet je kiezen voor het juiste soort dobber. Vis je in stilstaand of traag stromend water (kanalen), kies je een dobber met een slanker drijflichaam. In stromend water vis je met een meer bolvormig lichaam.

wed_visser_01 wed_visser_02

 

 

 

 

 

De recreant gebruikt meestal een dobber zoals afgebeeld op de linker foto. Deze hebben een onderantenne uit fiber en een dikkere bovenantenne uit plastic. Het voordeel van dit type dobber is dat door de dikkere bovenantenne de beetregistratie langer duurt, waardoor je wanneer de dobber ondergaat zeker weet dat je beet hebt. Een ander voordeel is dat je de bovenantenne kan vervangen door een lichtgevend breekstaafje.

De wedstrijdvisser gebruikt dan weer dobbers zoals op de rechter foto afgebeeld. Deze dobbers hebben een metalen onderantenne en een bovenantenne uit carbon. Deze dobbers geven wanneer ze perfect uitgelood zijn een perfecte beetregistratie. Je zult meer aanbeten zien, maar je moet wel geduldiger zijn met aanslaan.

 

wed_visser_03

Een ander type dobber dat zeer geschikt is voor het vissen op brasem op stilstaand en traag stromend water is het model dat hierboven afgebeeld wordt. Hierbij loopt de onderantenne door het drijflichaam. De antenne wordt er gewoon bovenop gestoken en is daaom tijdens het vissen zeer makkelijk te verwisselen.
Deze dobber biedt het voordeel dat de lijn een stukje onder water zit waardoor de wind er minder vat op heeft.

HET TUIG

De brasem is een groter en sterkere vis dan de voorn. Vandaar dat we ook met dikker nylon moeten vissen. Vis je met een versneden top, dan gebruik je best 12/100 of 14/100 . Met een elastiek, dan mag je naar 10/100 gaan.

Je dobber maak je best vast met 3 stukje siliconnenslang op de onderantenne. Dit voorkomt het schuin trekken of dubbelklappen van de dobber. Een ander voordeel is dat je kan verdervissen met 2 rubbertjes wanneer er eentje stuk gaat.

Wanneer je dobber vaststaat moet je hem perfect uitloden. Het plaatsen van het lood op de lijn is een secuur werkje. Hiervoor bestaan speciale loodtangetjes. Deze kunnen zelfs het lood makkelijk terug van de lijn halen. Let er vooral op dat je korrels recht en met de inkeping naar dezelfde kant op de lijn staan. Anders heb je een grotere kans dat je lijn in de war geraakt.

tuig_01 tuig_02 

 

 

 

 

 

 

De brasem is een vis die zijn voedsel op de bodem zoekt. De aaspresentatie moet daarom zeer stil zijn. Om dit te bereiken moet je een bulklood vormen dat dicht tegen de bodem aanzit (eventueel met een verklikloodje op de bodem). Je kan dit bulklood vormen met loodkorrels ofwel door gebruik te maken van een olivettelood dat je met enkele kleine korreltjes vastzet. Zo kan je de dobber zeer scherp uitloden (Zie foto hierboven).

 

tuig_04

Wanneer je tuig klaar is moet je het ook opbergen. Hiervoor gebruik je best een voldoende lang tuigenrekje. Zorg ervoor dat het rekje altijd een beetje langer is dan je dobber. zo voorkom je het scheeftrekken van de onderantenne. Om je lijntje vast te zetten bestaan er handige elastiekjes met aan een  zijde een bolletje en aan de andere zijde een soort lusje.

LOKVOER

Het laatste wat je thuis moet doen is het maken van het lokvoer. De brasem is een echte zoetekauw. Daarom gebruik je best een zoet lokvoer (Recepten zie hoofdstuk lokvoer).

Een van de beste bestanddelen om brasem naar je visplek te lokken en daar ook te houden is maïskiemkoek. Dit is zwaar waardoor het beter op één plaats liggen blijft en het geeft je lokvoeder bovendien een langzamere werking. De maïskiemkoek kan je best enke uren op voorhand weken in warm water. Je krijgt dan een papje dat je aan het droge  lokvoeder kan toevoegen. Wanneer nodig voeg je nog enkele keren wat water toe totdat de vochtigheid perfect is. Het aangemaakte voer gaat daarna nog even door de zeef om klonters te verwijderen en klaar is kees. Nu kunnen we gaan vissen…

OP DE VISPLEK

 

visplek

Het eerste wat we moeten doen na het optuigen van de hengel is het uitpeilen van de visplek. Het is niet genoeg om alleen maar te peilen op de plaats recht voor je waar je wil gaan vissen maar ook op de bodem rondom je visplek . Je moet namelijk ook weten hoe de bodem rondom je visplek eruit ziet. Niet alleen de diepte is hierbij van belang, maar ook de bodemsoort; een harde of een zachte bodem, ligt er vuil,…
Het uitpeilen van de visplek doe je met een peillood. Let er vooral op dat je lijn loodrecht onder je top hangt, want alleen dan peil je juist. Trek hier vooral genoeg tijd voor uit. (Zie peilen)

VOEREN

 

voeren

Het peilen levert ook informatie op over hoe je je bollen lokvoeder moet gaan klaarmaken. Wanneer de bodem erg zacht is, moet je de voerbollen niet te hard aandrukken want anders zakken ze gewoon weg. Ook levend aas moeten wer er dan niet teveel indoen want deze kruipen toch maar weg. 

Een tweede ding wat je te weten kan komen is waar je moet voeren. Bij een steil aflopende bodem ga je natuurlijk je bollen afplatten en voor je dobber voeren en niet erachter. Het zijn eigenlijk allemaal logische dingen, maar je moet er alleen rekening mee houden.

Vergeet ook niet voor het knijpen van je bollen om maden en flink wat wormen aan je lokvoer toe te voegen. De brasem is verzot op wormen.

HET VISSEN

 

vissen_01

Voordat je begint te vissen moet je natuurlijk eerst je voerbollen in het water werpen. Je richtpunt daarbij is je hengeltop. Doe dit vooral geconcentreerd en met enige precisie.

Voordat je begint te vissen zorg je er best voor dat al je hulpmiddelen zoals werpstok, schepnet, onthaker,… binnen handbereik liggen. De eerste minuten zijn altijd rustig, het lokvoeder moet de tijd krijgen om te werken.

Wanneer de beten toch uitblijven moet je beginnen spelen met de aaspresentatie en de lijnopbouw. Dit kan je doen door je lood te verschuiven. Het hoofdlood en de andere loodjes wat hoger of lager, de dobber wat dieper of minder diep, ander aas,…

Zoals je al merkt is de brasemvisserij een zeer actieve visserij. Het actief vissen zal dan ook meestal het beste resultaat bieden.

Vissen op Forel

Omdat veel witvissers ook regelmatig op een vijver een hengeltje durven uitwerpen naar de forel, willen we hier ook even aandacht aan besteden. op deze pagina wordt het te gebruiken materiaal, vismethode en aas beschreven.

DE MOLEN

Voor het vissen op Forel gebruikt u het beste een molen die minstens 1 kogellager heeft , dit om zo soepel mogelijk te vissen. De molen hoeft niet zo groot en zwaar te zijn omdat meestal de hengels nogal licht zijn en een grote en zware molen dan een slechte balans geeft.

De fijnste en lichtste molens zijn molens in kunststof, deze roesten niet, zijn makkelijk in onderhoud en licht hanteerbaar. Deze molens gooien ook ver uit met een lijndikte van ongeveer 16 of 18/00, de lijn hoeft niet zo dik te zijn daar een doorsnee forel ongeveer 300 gr weegt.

molen

Er bestaan ook nog de gesloten molens. Deze zijn zeer gemakkelijk omdat de lijn zelden in de war geraakt. Je kan makkelijk met 1 hand de molen vrij zetten en ingooien, terwijl je met een gewone molens 2 handen nodig hebt, dit om de draad vast te houden bij het ingooien.

FORELHENGELS

forelhengels

De hengels hoeven niet lang te zijn, de ideale lengte is tussen de 1.8 m tot 2.4 m, dan is het nog makkelijk te vissen. De ogen dienen afgewerkt te zijn met een soort porselein (of kunstof), om de lijn niet te beschadigen en een betere geleiding  te verkrijgen.

Er zijn veel verschillende soorten hengels; zo zijn er een met kurken handvat, welke zeer licht en sterk zijn (meestal van carbon). Anderen met een kunstof handvat, die dan weer zwaarder en dikker zijn (ideaal voor kinderen omdat ze tegen een stootje kunnen). En om makkelijk te kunnen vervoeren bestaan er ook hengels in 2 of meer delen of in telescoopuitvoering. Het laatste soort hengel heeft dan weer verschillende toppen om naargelang de dikte van de forel aan te passen.

HET AAS

Nu het voornaamste, het aas.
Er kunnen veel soorten aas gebruikt worden zoals: maden, meelwormen,  pieren,   twisters in alle kleuren en het meest gebruikte is powerbait (deeg). Powerbait is er in veel verschillende kleuren en smaken, en bestaat met of zonder glitter o.a. in Pink, Yellow, White, Chartreuse, Fl. Orange, Fl. Rood, Rainbow, Captain America en Springgreen.
Er is ook de Powerbait Jelly. Deze jelly is speciaal ontwikkeld om zowel hard als zacht kunstaas, snel en eenvoudig aan te brengen door middel van een handige drukflacon. Deze is te verkrijgen in verschillende varianten. Ook zijn er nog de Powereggs in verschillende soorten. 

aas_001 aas_002 aas_003

 

 

Er zijn veel mogelijkheden om een forel te vangen. Een eerste belangrijke factor is het weer. Bij regenweer doen vooral pieren het goed, eventueel met een piepschuimbolletje. Op vijvers gebruikt men meestal twisters. Deze bestaan in ontzettend veel kleuren en grootes.
De ideale haak voor een twisters is de nr. 8 en 10, liefst met een beetje een gedraaide haak.
In de tijd van de kikkervisjes is de zwarte twister een aanrader. Gebruik dan alleen het staartje met een witte made en probeer zo langzaam mogelijk te draaien. Meestal heeft men met een witte twister het meeste succes. De sprinkhaan is ook een geliefkoosd hapje voor de forel.
Stilliggend met maden geeft meestal ook een goed resultaat; een paar maden op haak 8, goed bewegend en ongeveer 30 cm onder het wateroppervlak met een buldo zonder lood en draaiboutje. Als de forel aan het ‘jagen’ is moet je het zeker eens proberen. Ook de gewone meelworm of tijgerworm kunnen goede resultaten geven.

Op wilde, stromende waters zoals op rivieren, wordt er gevist met de vlieg.
Er zijn wel honderden verschillende soorten vliegjes, naargelang de weersomstandigheden en het seizoen. Zelfs dagvliegen bestaan er in een massa verschillende soorten, maar daar willen we hier niet verder op ingaan.

LIJNOPBOUW

lijnopbouw

De lijnopbouw die hier besproken wordt is deze zoals menig recreatief witvisser hem gebruikt bij het vissen op forel op een vijver. De is dan ook zeer simpel. 

Men neemt gewoon een zogenaamde foreldobber (tussen 1g en 4g).
Deze lood men af met een schuiflood en 1 of 2 loodkorreltjes. Let wel op, men moet hem een stukje boven het water laten uitsteken zodat men hem goed ziet.
Hier maken we ook weer gebruik van een draaiboutje met daaronder een onderlijn, En klaar is kees.

Deze montage wordt vooral gebruikt voor het vissen met een twister (eventueel in kombinatie met een made), maden (al dan niet stilliggend), meelwormen  of met deeg.

Bij het vissen met deeg moet men het deeg in de vorm van een klein blaadje om de haak hangen, zodat hij bij het binnendraaien onder water ronddraaid. een handig hulpmiddeltje hierbij is een kleine thee- of koffielepel. Nu komt het er alleen nog op aan om de juiste diepte te vinden door te schuiven met de dobber.

Vissen op Paling

DE PALING

paling De paling is een grondvis en zoekt hier ook zijn voer. Hij eet o. a. visjes, pieren, muggenlarven en ja, deze onverbiddelijke jager eet zelfs zijn soortgenoten! Het is een nachtdier die je het best kunt vangen in de periode april-oktober. In watertemperaturen onder de 10-12 graaden hebben ze geen honger en vervallen ze in een soort winterslaap.

Waar op paling vissen?

Op vele plaatsen kan men op laing vissen zoaals de Maas, kanaal Wessem-Nederweert, alsmede de Thorner- en Panheederbeek.

Wanneer op paling vissen?

De beste maanden om op paling te vissen zijn zonder twijfel de zomermaanden. De paling is een nachtvis en daarom begint hij pas te jagen naar voedsel tegen de avond , wanneer het donker wordt.

HOE OP PALING VISSEN ?

VOORAF…

Om op paling te vissen gebruik je het best een hengel van minimum vier meter lang en een niet al te snelle molen..

De sterkte van het vissnoer is uiterst belangrijk. Indien het gebruikte snoer te zwak is, zal de lijn zonder pardon breken met het voor de hand liggende gevolg. Gebruik hierom een vissnoer van minimum drie kilogram (voor de gemiddelde paling zit je dan goed).

Voorbeeld van een lijnmontage

Je begint met een hoeveelheid lood op de lijn te monteren. De hoeveelheid hiervan is afhankelijk van de stroming (gebruik het best plat lood zodat het niet kan rollen bij sterke stroming). Vervolgens bevestig je onder het lood een draaiboutje. Bevestig nu enkel nog een onderlijn aan het draaiboutje. Nu komt nog een belangrijk iets nl. de haak. Gebruik het best een haak met een lange steel (maat 6) en twee weerhaken, dit zodat de pier bij het ingooien niet van de haak kan vliegen.

lijnmontage_01

lijnmontage_02

lijnmontage_03

AAS

Als aas kan je doodgewone pieren gebruiken (voor de gemiddelde paling) of een klein aasvisje (voor de dikkere paling).

aas_01

aas_02

EÉNMAAL AAN HET WATER GEKOMEN…

 

Werp je lijn zo in zodat het snoer gespannen staat. Doordat het snoer gespannen staat gaat de hengeltop bij een minste aanbeet bewegen.

Zorg er nu voor dat je hengel bijna helemaal rechtop staat (bijna vertikaal). Dit kan je best doen met een steun.

Bevestig vervolgens een belletje aan de hengeltop, die bij een aanbeet zal beginnen bellen.

water-gekomen

 

Bij een aanbeet laat je even bellen en sla dan vervolgens aan. Let wel! Sla pas aan wanneer het belletje echt hevig rinkelt.

Eenmaal de paling aan de haak begint het serieuze werk. Probeer in  bepaald tempo door te draaien zodat de paling zich niet snel rond een steen of voorwerp kan klemmen, als dit gebeurd kan je in 99% van de gevallen niets beter doen dan de lijn door te knippen.

Heb je de paling op het droge gekregen neem dan de paling vast met een doek (omdat hij een heel vettige huid heeft en zodat hij zich niet om je arm kan winden) en onthaak hem vlug.

water-gekomen_2

 

 

Of… gooi hem het beste terug zodat je hem opnieuw kan vangen (een echte sportvisser neemt zijn gevangen vis nooit mee!).

Waarschuwing

De laatste jaren zie je steeds meer dat met name de Maaspalingen rood gekleurd zijn. Dit is met name zichtbaar op de onderbuik.
Zolang de oorzaak hiervan niet in zijn gehel bekend is, wordt het eten van Maaspaling momenteel ontraden.

Vissen op Voorn

Gericht op voorn vissen betekend vaak dat je zeer verfijnt te werk moet gaan, daarom zullen we hieronder een tipje van de sluier proberen te lichten.

vissende-jongen 

Naast de brasem blijft de voorn voor veel vaste hengelvissers ook een aantrekkelijke vissoort om te vangen, wie is er immers niet begonnen met kleine voorntjes aan een stokje.

DOBBERKEUZE

dobberkeuze

Wanneer je vist in water met weinig of geen stroming, kies je best voor een slanke dobber. Men heeft hier verschillende modellen in, best kies je er een met een (lange) metalen onderantenne omdat deze uitermate gevoelig zijn, geen weerstand bieden en een perfecte beetregistratie geven. De bovenantenne is gewoonlijk van fiber, ongeacht of met muggenlarven of met maden wordt gevist.

Je zorgt er wel best voor dat je dobber voorzien is van een anticap- (anti capillaire) lak. Dit is een laksoort die de weerstand in de oppervlaktespanning van het water vermindert. Het gevolg is dat een vis minder weerstand voelt bij het nemen van het aas, wat meer aanbeten en beter vangsten tot gevolg heeft.

Elastiekmontage

elastiekmontage

De elastiekmontage heeft ook voordelen bij de voornvisserij. Bij een goede afstemming tussen elastiek en tuig, kan je veel meer risico’s nemen en dunner vissen dan je normaal zou doen, omdat de elastiek dan de eventuele weerstand van de vis kan opvangen. Wanneer je dan toch een echt grote voorn aan de lijn hebt (of wie weet een brasem) doet het elastiek vooral zijn werk bij het landen van de vis. Het elastiek wordt meestal door twee delen van de hengel getrokken en vervolgens met de zogenaamde stonfo-connectors aan het tuig bevestigt. Een goede vuistregel is om verschillende kleuren connectors te gebruiken voor verschillende diktes van elastiek. Wanneer je niet zeker weet wat je op je plaats mag verwachten kies je best voor elastiek nummer 4.

 Over lijnen en aasaanbieding

lijnen

Je maakt best op voorhand thuis enkele tuigen klaar, met verschillende diameter draad (0.06 tot 0.10 mm), grootte van haken (16 tot 22) en verschillende gewichten van dobbers (0.3 tot >1g), afhankelijk van de diepte en de stroming van het hengelwater.

Vergeet op het tuigrekje een etiketje te kleven met daarop: de dikte van de lijn, de naam en het gewicht van de dobber.
Algemeen geldt de regel dat je zo licht mogelijk moet vissen als mogelijk.

De aasaanbieding is van groot belang bij het vissen op voorn. Voorns azen meestal boven de grond. Daar presenteren we de meestal ook ons aas. Het aas moet zich zo natuurlijk mogelijk gedragen. De loodzetting bepaalt dit.
Bij het vissen op voorn gebruiken we, in tegenstelling tot de brasemvisserij geen olivette lood, maar enkele loodhagels. Dit in eerste instantie omdat we meestal met erg lichte dobbers vissen (0.3 tot 0.8g) en in de tweede plaats omdat we zo meer mogelijkheden hebben. We kunnen dan het lood groeperen tot een bulk met hieronder een ketting van enkele valloodjes, maar ook kunnen we een ketting van loodjes maken die over de lijn verdeeld is.
Helaas is de voorn zeer onvoorspelbaar in zijn aasgedrag en zal je naast het zoeken naar de juiste diepte ook moeten zoeken naar de juiste loodverdeling om zo je visjes te vangen.

We moeten proberen om het aas zo natuurlijk mogelijk te presenteren. Wanneer we de lijn in het water leggen, moet het aas op een natuurlijke wijze in het water zakken, dit betekend in snel stromend water als een blok naar beneden door het lood te groeperen in een bulk, maar in een kanaal zachtjes door het lood progressief te verdelen, d.w.z. het zwaarste boven en het lichter naar de haak toe. De laatste loodjes verklikken de aanbeet en worden daarom ook verklikloodjes genoemd.
Je ziet aan de antenne van de dobber dat de lijn zich onder water uitstrekt, doordat deze heel langzaam gaat staan. Wanneer dit niet gebeurd, kan het zijn dat een vis het aas al bij het afdalen gepakt heeft.

Als aas worden meestal muggenlarven of maden gebruikt.

Muggenlarven  ) Niet toegestaan tijdens wedstrijden van HSV  Wessem

muggenlarven

In België wordt in tegenstelling tot in Nederland, waar deze op veel plaatsen en wedstrijden voorboden zijn, zeer veel gevist met muggenlarven. Het is verweg het beste aas voor het vissen op voorn, in de eerste plaats omdat het behoort tot het natuurlijk voedselaanbod van de vissen en daardoor geen argwaan wekt. De belangrijkste reden waarom het in Nederland op de meeste plaatsen verboden is, is de prijs. Voor een vissessie heb je er echter niet zo veel nodig. Onder het lokvoer gebruik ik voor een vispartij van drie uur niet meer dan een halve liter kleine muggenlarven.

Muggenlarven zijn zeer gevoelige beestjes. Je moet er dan ook zeer voorzichtig mee om gaan. Ze worden meestal puur verpakt in een krant en kleven aan elkaar. Het eerste wat je moet doen is de muggenlarven “los” maken. Dit kun je doen met (droge) leem of mergel.
Vermijdt het losmaken met lokvoer, omdat muggenlarven hier bijna dadelijk door sterven. Heb je teveel muggenlarven, geen probleem, gewoon invriezen en bij een volgende sessie ontdooien en door het lokvoer mengen.

Het lokvoer

lokvoer

Het grote verschil tussen voorn en brasem is de wijze van voedselopname. De brasem aast tegen de bodem en een voorn neemt voedsel op dat boven de grond zweeft. Het lokvoer moet dus dus werken.

Al vele jaren gebruiken sportvissers in voornvoer (op kanalen!) duivenmest. Dit mest bevat veel half verteerde zaden en vezels (duiven eten niets anders). Voor voorns is dit een echte lekkernij. Het beste is om vers duivenmest te gebruiken (eventueel ingevroren). Duivenmest moet men echter vanwege zijn grote kleefkracht ook niet te veel gaan gebruiken.
Let echter altijd op dat het duivenmest niet verzuurd is. Ontdooid duivenmest bewaar en vervoer je dan ook best met een koelelement erin (zeker bij warm weer). op vijvers gebruik je uiteraard vanwege het verzuren geen duivenmest

Voorn is zeer gevoelig voor het aroma van een lokvoer, daarom worden in een voornvoer ook veel zaden en kruiden gebruikt.
Het is ook bewezen dat voorn gevoelig is voor kleur. In de winter bijvoorbeeld reageren ze beter op een donker (zwart) voer.

Nadat het droge lokvoer is aangemaakt en goed gemengd, neem je de emmer met duivenmest en bevochtig je hiermee het droge lokvoer. Pas daarna moet worden gekeken of er extra water nodig is. Water toevoegen doe je met beetjes, best met een plantensproeier. Nu moet men het voer even laten staan, zodat het water kan intrekken. Dit herhaal je twee keer.
Als het voer dan voldoende water opgenomen heeft (verzadigd) is, neem je een grove zeef waar je het voer doorheen wrijft. Hierdoor worden eventuele klonters verwijdert en valt het voer gelijkmatig uit elkaar, waardoor het beter werkt.

Peilen

Wanneer men vist op voorn, peilt men meestal de dobber zo af dat de haak net boven de bodem zweeft, en onder invloed van de stroming enkele cm omhoog komt.
Zie ook het artikel over peilen

HET VISSEN

vissen

We hebben nu alles netjes voorbereid, de hoogste tijd dus om te gaan vissen.

We kneden nu een aantal voerballen. We willen natuurlijk altijd proberen om de voorn zo vlug mogelijk op de voerplaats te krijgen, maar ook om ze daar te houden gedurende heel de wedstrijd. Daarom kneden we enkele bollen vaster (eventueel met wat leem bij), en werpen deze als eerste in het water. Daarna werpen wat wat minder “harde” bollen. Deze zullen sneller uit elkaar vallen, en daardoor vlugger beginnen te werken.

Let wel op, dat je de voerplaats niet te groot maakt. Werp je voerbollen altijd in aan de zijde waar de stroming vandaan komt.

Zoeken en vangen van de vis

Nu komt het er op aan om zo vlug mogelijk de voorns te vinden en ze tot azen aan te zetten. Dat kan best even duren. Het zijn vaak kleine dingen die het verschil maken tussen vangen en niet vangen. Waar ligt het voer, hoe diep zit de vis, de loodverdeling,… noem maar op. Meestal beginnen we te vissen op waterdiepte, dus met de haak aan de grond of iets erboven. Best ga je eerst de loodverdeling variëren en daarna pas veranderen van diepte.

Je ziet, er zijn enorm veel mogelijkheden, en dan spreken we nog niet van de dikte van de onderlijn of de grote van de haak.

Nu is het verder zoeken totdat de vis begint te bijten en dan, vangen maar…

 (bron: Baarsje.be)