Rietvoorn/ruitvoorn

 

LATIJNSE NAAM: Rutilus erythrophthalamus
ENGELSE NAAM: Rudd
DUITSE NAAM: Rotfeder
FRANSE NAAM: Rotengle
MINIMUMMAAT: 15 cm

 

rietvoorn

De ruisvoorn behoort ook tot de familie van de karperachtigen. Indien me zijn Latijnse naam letterlijk vertaald, betekend het roodoog, een misser, omdat zijn oog goudkleurig is en juist de blankvoorn een rode vlek in het oog heeft.

Voorkomen

Ruisvoorns komen meestal voor in scholen. Als men er eentje vangt, zijn er gegarandeerd meer aanwezig. Ze komen meestal voor in meren, plassen en in de polders.

Kenmerken

Het belangrijkste kenmerk van de ruisvoorn zijn de knalrode vinnen.
Het is een groen/bronskleurige vis met een zilverachtige buik. Zijn bek wijst naar boven.

Lengte

Ruisvoorns groeien maar langzaam, na 10 jaar zijn ze nog maar 20 á 30cm lang. Exemplaren van 35cm en meer worden zelden gevangen.
Hij kan tot 20 jaar worden.

Paaitijd

De paaitijd ligt tussen mei en juli.

Voeding

De jonge ruisvoorn voedt zich voornamelijk met watervlooien. De oudere ruisvoorn gaat over op insectenlarven, slakjes en kreeftachtige. De ruisvoorn voedt zich bovendien met waterplanten en insecten die op het wateroppervlak vallen.

Aas

Als aas voor de rietvoorn gebruikt men meestal zinkend aas zoals de vlok of een vliegje.