Waar moet ik voeren?
Normaal is dit vlak onder de top. Maar wat is normaal?
Situatie 1.
Wanneer we de ideale omstandigheden nemen, dat wil zeggen windstil en geen onderstroming, voeren we zo precies mogelijk onder de top van de hengel en dat wordt dan ook de visplaats.
Situatie 2.
Er staat wind en er is onderstroming. Meestal werken beide grootheden in tegengestelde richting. Het lokaas wordt een beetje stroomopwaarts geplaatst ter hoogte van de top van de hengel. We vissen een beetje stroomafwaarts van het lokaas. Zorg er wel voor dat het lokaas goed met het water is verzadigd, zodat er weinig actieve werking vanuit gaat.
Situatie 3.
We weten; het wordt een moeilijke visserij. We voeren minstens een tot twee meter korter dan de lengte van de hengel. Er wordt een tot twee meter verder gevist dan de lengte van de hengel. In cijfers: we vissen met een hengel van 9,5 meter, dan smijten we het lokaas op 7,5 meter en vissen op 11,5 meter. Verder wordt er op dezelfde manier als in situatie- 2 rekening gehouden met wind en onderstroming (Zie hiervoor de vorige situaties).
Voeren in een kanaal?
Wanneer men gaat voeren in een kanaal moet men er altijd aan denken dat de bodem niet recht is, maar schuin afloopt. Deze schuine rand is er gekomen wanneer men het kanaal aangelegd heeft. Wanneer men een kanaal gaat uitgraven doet men dit namelijk altijd in lagen, vandaar.
Bij het voeren moet men hier terdege rekening mee houden. We willen immers toch dat onze voerballen als een geheel de bodem bereiken en daar pas uiteenvallen.
Let dus zeer goed op wanneer u de diepte aan het peilen bent, zodat u alle taluds weet te lokaliseren. Wanneer u dan zo’n talud weet liggen, vis dan tegen zo’n talud aan want dit is meestal de plaats waar de vissen hun eten vinden.
Best is om bij het voederen het laatste deel van uw hengel te verwijderen, zodat deze ongeveer één meter korter wordt. Dit is meestal de juiste lengte om te voederen. Vissen doet u dan natuurlijk met de volledige lengte van uw hengel. Er is echter niets dat u belet om ook een dichterbij proberen te vissen, daar waar u gevoerd heeft, vooral in het begin van de vissessie (wedstrijd).
Denk eraan! Dichterbij voeren is altijd beter dan te ver. U hengel inkorten is immers makkelijker dan u hengel te verlengen (???).
In een vijver is de bodem meestal niet zo steil en is het niet zo moeilijk om op de juiste plaats te voederen. Dit neemt niet weg dat men daarom minder aandacht dient te besteden aan het uitpeilen van de diepte.
Hoe beter U het verloop van de bodem kent, hoe beter U zult weten waar de vis zich bevindt!
Nog één tip: Plat u voerballen altijd ietsje af wanneer u voert om te voorkomen dat ze onder invloed van de hellende bodem en eventuele stroming verder naar het midden zouden rollen. Voerballen naar het midden betekend immers ook vis naar het midden.
Dit zijn natuurlijk vrij algemene basisregels. Wanneer we bijvoorbeeld de stek onderhouden met casters en er staat wind en onderstroming, dan kan niemand op de centimeter juist zeggen waar die casters terechtkomen. Een visplaats moet met andere woorden altijd worden afgetast om de vis te vinden. Actief vissen kan nooit verbeterd worden en dat wordt in deze tijd van overheersend brasemgeweld nogal eens vergeten.